Ligt het op het pad van een accountant-adviseur om iemand met een verklaring op een koopovereenkomst te knopen die gesloten is terwijl de koper straalbezopen was? Die vraag werd aan de Accountantskamer voorgelegd. Zaaknummer 17/1843.
De accountant werkte voor enkele vennootschappen waarvan er een eigenaar is van een golfbaan. Deze accommodatie, met twee 50 % aandeelhouders, stond te koop. Samen brachten de aandeelhouders en de accountant als adviseur een bezoek aan de golfbaan, waar zij een bespreking hadden met een potentiële nieuwe directeur, waarna zij samen aten. Tijdens het diner vloeide de drank rijkelijk en beloofde de ene vennoot de andere uit te kopen voor €1,2 miljoen. De verkopende vennoot vroeg via zijn advocaat aan de accountant om de deal te bevestigen: ‘ [vermeende koper] is akkoord gegaan met 1 miljoen euro voor mijn vader zijn aandelen en 2 ton aan [D]. De deal is in jouw bijzijn met de handdruk van [vermeende koper] bekrachtigd en nu trekt hij zich terug omdat zijn kinderen mogelijk niet willen. Maar, er is al een deal. Dus nogmaals de vraag wil jij dat voor mij bevestigen op papier/mail???’.
In alcohol gedrenkt
Dat wilde de accountant niet. Hij vond dat er geen sprake was van een rechtsgeldige overeenkomst, omdat die in alcohol gedrenkt was. Zijn antwoord was even duidelijk als hilarisch. ‘Toen jij en ik een rondje zijn gaan maken met een potentieel directeur […] is [vermeende koper] blijven zitten en heeft blijkbaar een aantal glazen wijn op, dit na enkele weken van geheelhouding zoals hij eerder zelf heeft aangegeven. Na het rondje zijn wij aan tafel gegaan, waarbij zichtbaar was dat [vermeende koper] niet geheel nuchter meer was. Wij hebben met elkaar gesproken over de overname, zoals verwoord in jouw memo van 31 januari en jouw mail van 3 maart, waarbij jullie elkaar de hand hebben gegeven en waarbij ik zeer verrast was door de acties van [vermeende koper]. Echter bij het weglopen van [vermeende koper] erna was mij duidelijk dat hij op dat moment al erg dronken was. Veel meer dan dat ik vermoedde aan tafel. Toen hij terugkwam heeft hij aangegeven eerst met zijn kinderen te willen overleggen aangezien hij hun toestemming nodig heeft. Dit is volgens mij niet veel later gebeurd dan na het handen geven. Als [vermeende koper] dit niet had gedaan, had ik daar wel opmerkingen over gemaakt naar [vermeende koper], dezelfde voorwaarde die hij de eerste keer aangegeven heeft. Dat hoefde nu niet. Daarna is [vermeende koper] weer naar het toilet gegaan. Vervolgens bleek wel dat hij helemaal van het pad af was, doordat hij ons bij terugkomst niet zag en aan de tafel is gaan zitten waar we eerder de dag hebben vergaderd. De rest van het verhaal is genoegzaam bekend. Kortom ik ben van mening dat er een deal onder voorbehoud is gemaakt en door iemand die mijns inziens niet wilsbekwaam was. Naderhand heb ik begrepen dat het de eerste keer medio 2016 vrijwel op dezelfde manier is gegaan met de nodige drank, weliswaar zonder handgeven, en ook later onder voorbehoud van toestemming van de kinderen wat dat betreft was het scenario vrijwel hetzelfde en door jullie geaccepteerd.’ De accountant verrekte het daarna de koopsom over te maken.
‘Kleur bekennen’
De advocaat van de vennoot die zijn belang dacht te verkopen betwistte namens zijn cliënt dat er geen sprake was van een rechtsgeldige deal, en dat het begrip ‘wilsbekwaam’ helemaal niet van toepassing was op de vermeende koper. ‘U bent getuige geweest van de tot stand gekomen koopovereenkomst. U zult dan ook kleur móeten bekennen.’ De opdracht aan de accountant werd daarna namens de verkopende vennoot ingetrokken en het aandeel van de verkoper in de facturen zouden niet meer betaald worden.
Overleggen
Of de interpretatie die de accountant aan de ‘deal’ gaf terecht was, vond de Accountantskamer geen zaak van eigen oordeel, maar was aan een andere bevoegde rechter. En naar haar oordeel handelde de accountant niet bewust onjuist of misleidend, noch strijdig met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Wel had hij misschien niet alleen met de dronken koper, maar ook met de andere partij moeten overleggen over facturen en werkzaamheden. Maar dit verzuim is naar het oordeel van de Accountantskamer van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk verwijtbaar te zijn. De klacht werd in zijn geheel ongegrond verklaard.
Adri Brink zegt
Het oordeel van de accountantskamer doet mi recht.
De koper was kennelijk tijdelijk geestelijk gestoord.
Zie artikel 3:34 lid 1 BW: “ …. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was……”