Naar aanleiding van het rapport van 25 januari 2021 inzake de uitkomsten van de peer review van de Algemene Rekenkamer stelde de Eerste Kamer vragen aan minister Hoekstra over de interne en externe controle bij de Rijksoverheid. De Senaat wil onder meer weten of de Auditdienst Rijk voldoende bescherming heeft om onafhankelijk te kunnen rapporteren.
Over de onafhankelijkheid van de Auditdienst Rijk antwoordt Hoekstra: ‘De controletaak van de Auditdienst Rijk volgt uit de Comptabiliteitswet 2016 en krijgt nader invulling in het Besluit Auditdienst Rijk. Deze bepaalt dat de Auditdienst Rijk rapporten uitbrengt bij de departementale jaarverslagen van alle ministers. Deze taak omvat: zekerheid verschaffen bij de financiële overzichten in het departementale jaarverslag (accountantscontrole); onderzoek doen naar het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering.’
Sinds 1 mei 2012 is de interne auditfunctie van de rijksoverheid niet meer per ministerie georganiseerd, maar centraal ondergebracht bij het Ministerie van Financiën. De Auditdienst Rijk is daarbij als organisatieonderdeel met rijksbreed opererende taken ingericht waarvoor de minister van Financiën verantwoordelijk is, maar heeft een aantal bijzondere kenmerken. Eén van deze kenmerken is dat de Auditdienst Rijk zijn taken in opdracht van de (overige) ministers uitvoert en uitsluitend aan hen daarover rapporteert (departementale lijnen voor opdrachtgeverschap en rapportering). De opdrachten worden door de individuele ministers aan de Auditdienst Rijk opgedragen.
Een tweede kenmerk is dat de minister van Financiën en de andere ministers zich, onverminderd hun ministeriële verantwoordelijkheid, onthouden van het geven van instructies aan de Auditdienst Rijk over het aanvaarden, het uitvoeren en het rapporteren over de onderzoeken (artikel 2 van het Besluit Auditdienst Rijk). Hierdoor is de Auditdienst Rijk in staat om zijn taken onafhankelijk uit te oefenen en ongebonden een (vakinhoudelijk) oordeel te vormen over de uitgevoerde onderzoeken.
Het is essentieel dat de Auditdienst Rijk in professionele onafhankelijkheid zijn opdrachten kan aanvaarden, uitvoeren en over de uitkomsten daarvan kan rapporteren. Dit is een cruciale gedragsregel die wordt voorgeschreven door de beroepsorganisaties. De Auditdienst Rijk wordt hierop periodiek getoetst door of vanwege deze beroepsorganisaties, te weten de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, de Nederlandse Orde van Register EDP-Auditors en het Instituut van Internal Auditors Nederland. Dit is vastgelegd in het Besluit Auditdienst Rijk.
Drie lijnen
Het uitgangspunt van het financiële besturingssysteem van de Rijksoverheid is dat het lijnmanagement van de (beleids-)directies (eerste lijn) zelf verantwoordelijk is voor haar eigen processen. De tweede lijn ondersteunt, adviseert, coördineert en bewaakt of het lijnmanagement de verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk neemt. De tweede lijn is bij het Rijk belegd bij de directie Financieel Economische Zaken van het betreffende departement. Financieel Economische Zaken ondersteunt als controller de ambtelijke leiding en is daarbij onafhankelijk van de beleidsdirecties. Daarnaast beoordeelt Directoraat- Generaal Rijksbegroting in het kader van het begrotingsbeheer namens de minister van Financiën of de budgettaire kaders worden gerespecteerd. Tevens kan het Directoraat-Generaal Rijksbegroting, in datzelfde kader, preventief toezien op alle uit te voeren financiële transacties. De derde lijn behoort toe aan de interne auditfunctie, uitgevoerd door de onafhankelijke Auditdienst Rijk.
Naast de drie lijnen van verantwoordelijkheid, kennen we in het Nederlandse controlebestel een externe onafhankelijk controle- en onderzoeksfunctie ten behoeve van de Staten-Generaal, die wordt uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer onderzoekt of het Rijk publiek geld zinnig, zuinig en zorgvuldig uitgeeft. Vanuit deze controle- en onderzoeksfunctie ondersteunt de Algemene Rekenkamer het parlement bij het uitvoeren van politiek toezicht op de ministers. De Algemene Rekenkamer kan op basis van artikel 7.18, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 gebruik maken van de werkzaamheden die door de Auditdienst Rijk zijn uitgevoerd. In de praktijk gebeurt dit vooral bij het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de jaarlijkse verantwoording die de ministers aan de Staten-Generaal afleggen. Dit gebruik van de interne audit ten behoeve van de externe audit is wat is beoogd met de opzet van het Nederlandse controlebestel. Hierdoor worden de werkzaamheden van beide controleurs doelmatig uitgevoerd.
Lees hier de brief van Hoekstra.
Geef een reactie