
De vrijstelling voor kwijtscheldingswinst komt pas aan de orde als er daadwerkelijk sprake was van een schuld. Een ten onrechte op de balans gezette schuld valt op grond van de foutenleer in het laatste openstaande jaar vrij ten gunste van de winst, zo is het oordeel van de rechtbank Noord-Holland.
Een bv drijft een onderneming die zich bezighoudt met het verrichten van managementactiviteiten en is de enig aandeelhouder van een per 1 mei 2016 geliquideerd bedrijf. In de aangiften Vpb 2014 en 2015 van de bv is een schuld aan het bedrijf opgenomen van € 1.374.485. Het bedrijf vermeldt in haar aangifte Vpb 2014 een bijna even grote vordering op de bv, in de aangiften over 2015 en 2016 is deze vordering niet meer opgenomen.
Liquidatie
De bv neemt in de Vpb-aangifte over 2016 een verlies op in verband met de liquidatie van het bedrijf en claimt de kwijtscheldingswinstvrijstelling voor een bedrag van € 967.249. De inspecteur wijkt af van de aangifte door de vrijstelling te corrigeren, waarop de adviseur van de bv uiteindelijk een herziene aangifte indient waarin helemaal geen kwijtscheldingswinst(vrijstelling) meer is opgenomen.
De vraag is nu of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht de kwijtscheldingswinstvrijstelling heeft geweigerd. En ook of sprake was van een schuld van de bv aan het bedrijf en, als dat het geval is, of het bedrijf de schuld heeft kwijtgescholden.
De bv vond dat ten onrechte € 967.249 als belastbare winst in aanmerking is genomen door de inspecteur. Tijdens de rechtszaak legde de bv uit dat het bedrijf verwikkeld was geraakt in een 12 jaar durend geschil, waarbij uiteindelijk een schikking is bereikt en het bedrijf een schadevergoeding heeft ontvangen.
Management fee
Om de procedure van het bedrijf te kunnen financieren zijn door de bv leningen met externen overeengekomen en is het bedrijf in die jaren de management fee aan de bv schuldig gebleven. Volgens de bv is, in tegenstelling tot wat in de jaarstukken is opgenomen, de van het bedrijf ontvangen schadevergoeding door de bv aangewend om de leningen af te lossen en de achterstallige management fee mee te verrekenen.
Dat sprake is van winst waarop de kwijtscheldingswinst van toepassing is, dient door de bv aannemelijk gemaakt te worden. Dat heeft ze, naar het oordeel van de rechtbank, niet gedaan. Wil sprake zijn van kwijtschelding – waarop de vrijstelling van toepassing is – dan dient allereerst aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een schuld van de bv aan het bedrijf.
Bestaan van een schuld niet aannemelijk
Immers, wanneer niet van een schuld tussen de bv en het bedrijf gesproken kan worden, kan het bedrijf ook niets kwijtschelden. Dat de bv een schuld aan het bedrijf heeft is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden. De bv heeft zowel in haar beroepschrift als ter zitting onvoldoende toegelicht op welke grond zij enig bedrag aan het bedrijf schuldig is, en zij heeft ook geen enkel stuk ter onderbouwing van het bestaan van deze schuld kunnen overleggen.
Nu de bv de schuld niet aannemelijk heeft kunnen maken is deze naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte op de balans van de bv opgenomen, en dient deze met toepassing van de foutenleer vrij te vallen in het oudste nog openstaande jaar, in dit geval 2016.
Het bedrag van € 967.249 moet in elk geval tot de winst van dat jaar worden gerekend, zo oordeelde de rechtbank ten slotte, nu de bv niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat bij gelegenheid van de liquidatie van het bedrijf in 2016 dit bedrag door haar is betaald dan wel deze schuld nadien nog op enigerlei wijze is blijven bestaan.
Geef een reactie