Een in 2015 opgerichte BV houdt zich bezig met projectontwikkeling, maar verkrijgt niet de eigendom van de onroerende zaken. In de periode van 23 oktober 2018 tot en met 19 september 2019 reikt de BV facturen uit voor ontwikkelwerkzaamheden aan een andere BV. De gefactureerde omzetbelasting wordt niet op de aangifte voldaan.
De inspecteur kondigt op 18 november 2019 een boekenonderzoek aan bij de BV die de facturen heeft uitgereikt voor de ontwikkelwerkzaamheden. De conclusie die de inspecteur na het boekenonderzoek trekt is dat de aangiften omzetbelasting niet aansluiten met de financiële administratie. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op omdat hij vindt dat de BV een ‘normale’ dienst heeft verricht onder bezwarende titel.
Voor hof Arnhem-Leeuwarden betoogt de BV dat de werkzaamheden niet onder bezwarende titel zijn verricht maar dat sprake is van partage oftewel van een winstdelingsovereenkomst. Volgens de BV is geen sprake van een voor de omzetbelasting belaste prestatie. Op 3 december 2019 heeft de BV een (winstdelings)overeenkomst gesloten met de BV die de facturen heeft ontvangen voor de ontwikkelwerkzaamheden.
Partage niet onderworpen aan heffing omzetbelasting
In deze partage-overeenkomst verklaren de BV’ s dat deze winstdelingsregeling niet is onderworpen aan de heffing van omzetbelasting. Dit vanwege het feit dat beide partijen handelen voor gezamenlijke rekening en risico en gezamenlijk het economische risico dragen van de economische activiteiten die zij zijn overeengekomen te verrichten. Beide partijen verklaren dat een eventuele inbreng van werkzaamheden tegen een aandeel in het resultaat van het samenwerkingsverband geen levering vormt van goederen of diensten onder bezwarende titel en dat deze derhalve niet belastbaar is op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
De inspecteur is van mening dat partage strijdig is met de BTW- richtlijn. En dat het partageleerstuk is ontwikkeld onder een ander omzetbelastingstelsel dan het btw-stelsel. De inspecteur stelt dat er in 2018 en 2018 facturen worden uitgeschreven met vermelding van btw welke geruime tijd later worden gecrediteerd. Op de facturen is vermeld dat dit ontwikkelwerkzaamheden betreft. Maar uit niets blijkt, zo stelt de inspecteur, dat de vergoeding op de factuur een deel van de winst op het betreffende project betreft.
De inspecteur verwijst naar de op 3 december 2019 opgestelde overeenkomst tot winstdeling die is opgemaakt met de vermelding “mondeling overeengekomen” d.d. 28 augustus 2018. De inspecteur vindt het niet logisch dat de BV na 28 augustus 2018 facturen heeft opgesteld met btw voor ontwikkelwerkzaamheden in de wetenschap dat er op 28 augustus 2018 reeds een mondelinge overeenkomst is gesloten waarin is overeengekomen dat er sprake is van partage.
Rechtstreeks verband tussen prestatie van de BV‘s
De inspecteur is van mening dat er tussen de prestaties van de BV ’s een rechtstreeks verband bestaat. De BV verricht ontwikkelwerkzaamheden en de tegenprestatie kan in geld worden uitgedrukt. Omdat de tegenprestatie een subjectieve waarde vertegenwoordigt is de belastinggrondslag de werkelijk ontvangen tegenprestatie. De facturen die de BV verstuurt voor haar ontwikkelwerkzaamheden dienen daarom worden belast met omzetbelasting.
Het hof komt tot het oordeel dat de BV niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze werkzaamheden zijn verricht op basis van een zogenoemde partage-overeenkomst. Niet in geschil is volgens het hof dat de BV prestaties, bestaande uit het ontwikkelen van het project, heeft verricht. Het gaat er naar het oordeel van het hof om of de vergoeding die daarvoor werd ontvangen kwalificeert als een vergoeding voor die prestaties.
De op de facturen in rekening gebrachte vergoeding is mede gezien de vermelde omschrijving op de factuur, aan te merken als vergoeding voor de verrichte prestaties. De betaling die de BV die de BV voor de werkzaamheden heeft bedongen, vormt de werkelijke tegenwaarde voor de door haar verrichte dienst. Als uitgangspunt moet daarom worden aangenomen dat de BV een dienst heeft verricht onder bezwarende titel, aldus het oordeel van het hof.
Overeenkomst geeft niet economische realiteit weer
Nu het hof heeft vastgesteld dat de diensten niet zijn verricht op basis van de partage-overeenkomst kan er volgens het hof niet van worden uitgegaan dat deze overeenkomst de economische realiteit weergeeft. Een van de redenen daarvoor is volgens het hof dat volgens de uitgereikte facturen een vergoeding was verschuldigd voor verrichte ontwikkelwerkzaamheden en dat op die facturen omzetbelasting in rekening is gebracht.
Ook is, naar het oordeel van het hof, de partage-overeenkomst pas opgesteld meer dan een jaar na de eerste dienstverrichtingen en is in de partage-overeenkomst niets bepaald over de wijze van samenwerking en om welke handelingen het gaat. Enkel en alleen de BV, en dus niet tezamen met de andere BV die de facturen heeft ontvangen voor de ontwikkelwerkzaamheden, heeft een prestatie tegen vergoeding verricht.
De conclusie van het hof is dat de BV aan de andere BV een dienst heeft verricht onder bezwarende titel en een dergelijke dienst is belast tegen het algemeen tarief. De over deze diensten verschuldigde omzetbelasting is daarmee terecht nageheven.
Geef een reactie