De leden van de Eerste Kamer maken zich zorgen over de invoering van de wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (DBA), waarmee de VAR wordt afgeschaft. Vooral de tijdsdruk en het zzp-beleid baart hun zorgen.
Begin juli 2015 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties aangenomen. Als ook de Eerste Kamer akkoord gaat, is er met ingang van 1 januari 2016 een systeem van vooraf door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomsten in plaats van de Verklaring ArbeidsRelatie (VAR). De Eerste Kamer heeft echter nog wel een flink aantal vragen die zij beantwoord wil zien van staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën.
De leden van de D66-fractie maken zich met name zorgen over de tijdsdruk waaronder het proces zich afspeelt. Zij zijn op dit moment niet overtuigd van de noodzaak in het beoogde hoge tempo afscheid te nemen van het huidige regime. Ook maken zij zich zorgen over de positie van de zzp’er. ‘Ooit was er veel kritiek op het regeringsvoorstel om de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) door de BGL-regeling (Beschikking geen loonheffing) te vervangen. Nu lijkt er bij vele betrokkenen begrip te zijn voor het voornemen om de VAR af te schaffen en in plaats daarvan de ruling traditie van de Nederlandse Belastingdienst te introduceren bij een fiscale beoordeling a priori van een beoogd contract tussen opdrachtgever en zzp’er. Maar ook is er breed zorg over de tijdsdruk waaronder het proces zich afspeelt. Het onderhavige onderdeel van het zzp-beleid is nog maar een deel van een bredere beleidsopgave, die ook andere ministeries (i.h.b. SZW) betreft en die fundamenteel raakt aan het beoogde evenwicht op de arbeidsmarkt tussen werknemers en zelfstandigen. ‘ De senatoren van D66 zouden graag zien dat de regering een samenhangende discussie over dit onderwerp zou toezeggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de mening van de regering dat er een grijs gebied is ontstaan tussen werknemers in loondienst en zzp-ers en dat er vanuit fiscaal oogpunt helderheid dient te zijn tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers wat betreft hun onderlinge arbeidsrelatie. ‘Het gaat hier immers om de vraag of er een inhoudings- en premieplicht (loonheffingen) en verzekeringsplicht (werknemersverzekeringen) zijn. Voorkomen moet worden dat zich oneigenlijke concurrentie- en verdringingseffecten voordoen. Schijnconstructies waar formeel sprake is van een zzp-status maar de facto van een arbeidsrelatie, moeten krachtig worden bestreden.’
Geef een reactie