Dat meldt CBS.
De stijging van de loonkosten per gewerkt uur was vorig jaar het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie: 2,9 procent. In deze bedrijfstak zijn de werkgeverspremies gestegen, terwijl die in alle overige bedrijfstakken daalden. Ook in de zorg en in het onderwijs was de loonkostenstijging relatief groot met beide 2,6 procent. In deze twee bedrijfstakken stegen de lonen per gewerkt uur sterk, maar zijn de werkgeverspremies gedaald.
Financiële instellingen
In enkele bedrijfstakken zijn de gemiddelde loonkosten gedaald. Bij financiële instellingen daalden ze het hardst met -2,2 procent. Dit kwam vooral doordat enkele banken geen extra stortingen deden voor pensioenen, terwijl ze dit in 2014 nog wel deden.
De totale loonkosten bedroegen in 2015 ruim 330 miljard euro. Hiervan heeft 79 procentbetrekking op brutolonen, inclusief overwerk, bijzondere beloningen en bonussen. Daarbovenop komen de werkgeverspremies voor pensioen, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, de Zorgverzekeringswet en de eindheffingen. De loonkostensubsidies zijn op de beloning in mindering gebracht.
Loonkosten het hoogst in financiële sector
De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur waren in 2015 het hoogst bij de financiële instellingen (55 euro) en het laagst in de horeca (18 euro). Bij de financiële instellingen werken relatief veel meer hoger opgeleiden en ouderen dan in de horeca. Deze verschillen in personeelsopbouw verklaren ongeveer de helft van het verschil in gemiddelde loonkosten. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur kwamen in 2015 uit op ruim 33 euro.
Verandering in personeelsbestand drukt loonkostenstijging
Als de samenstelling van het personeelsbestand verandert, beïnvloedt dit de gemiddelde loonkostenstijging. Neemt het aandeel ouderen en hogeropgeleiden toe, dan stijgen de gemiddelde loonkosten. Deze loonkosten van hoger opgeleiden en oudere werknemers zijn namelijk hoger dan die van jongeren en laagopgeleiden. Gecorrigeerd voor deze veranderingen in de werknemerspopulatie kwam de zuivere prijsstijging in 2015 uit op 0,7 procent. Dat is de zogeheten prijs van arbeid. Het verschil tussen de ontwikkeling van de loonkosten per gewerkt uur en de prijs van arbeid is het structuureffect. Dat bedroeg-0,1 procent in 2015 en is nog nooit zo laag geweest. Dit negatieve structuureffect duidt erop, dat er relatief veel nieuwe werknemers zijn aangenomen van wie de loonkosten relatief laag zijn, aldus CBS.
Geef een antwoord