Wanneer u in de praktijk te maken krijgt met een verbreking van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting (hierna: fe) en de herwaarderingswinst van art. 15ai Vpb, zou ik deze uitspraak er zeker bij pakken.
Waar gaat het om? Simpel weergegeven wordt binnen een fe een pand verkocht van dochter E aan dochter F. Dit gebeurt in 2007. In 2010 verkoopt de moeder dochter F (inclusief het pand). In verband met de anti-misbruikregeling van art. 15ai Vpb geeft de moeder keurig een herwaarderingswinst aan van iets meer dan € 2 mln. Dit zijn de stille reserves in het pand. In 2011 investeert de moeder deze € 2 mln in een onroerend goed maatschap.
De vraag is of die € 2 mln belast is in 2010, of dat de moeder hiervoor een HIR (Herinvesteringsreserve) mag vormen.
Trawlerarrest
De inspecteur vindt van niet. De winst is per slot van rekening verkregen bij de verkoop van de aandelen F, niet bij de verkoop van het pand. Belanghebbende (de moeder) vindt van wel. Zij wijst de rechter op het Trawlerarrest (voor de liefhebbers: Hoge Raad van 25 maart 1998, nr. 32 945, ECLI:NL:HR:1998:AA2520, BNB 1998/193). Volgens de moeder kun je op grond van dit arrest de herwaarderingswinst van art. 15ai gelijkstellen aan de boekwinst op het pand. Dit omdat deze herwaarderingswinst rechtstreeks te maken heeft met de verkoop van het pand in 2007.
Driejaarstermijn
Hoewel de rechters van het hof vinden dat er in het Trawlerarrest heel iets anders staat, vinden ze de opvatting van de moeder niet onzinnig. Op zich zou je deze herwaarderingswinst volgens de rechter wel in een HIR kunnen stoppen. Hier schiet de moeder in dit geval echter niet zo heel veel mee op. De HIR vereist onder meer dat je binnen drie jaar een vervangende investering doet en daarvoor is men net iets te laat. Deze driejaarstermijn is volgens de rechter namelijk al bij de verkoop van het pand gestart, en dat was in 2007…
Geef een reactie