Een accountantskantoor heeft bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) vergeefs beroep aangetekend tegen een boete van € 1.500 die het van Bureau Financieel Toezicht (BFT) opgelegd heeft gekregen voor het onvoldoende vastleggen en verifiëren van de identiteit van klanten in het kader van de Wwft. Dat een van hen een familielid is, maakt nog niet dat de identiteit niet hoeft te worden gecontroleerd, aldus het college. Gegevens uit de belastingaangifte en de KvK-inschrijving zijn daarvoor onvoldoende.
Het BFT deed in 2014 een onderzoek op het accountantskantoor om te beoordelen of de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) werden nageleefd. Daaruit bleek dat geen identiteitsgegevens van cliënten werden bewaard. Dat leidde tot een aanwijzing en een boete van € 1.500.
Niet vormvrij
Na afwijzing van het beroep daartegen gaat het kantoor naar de rechter, maar ook die laat de boete in stand. Het argument dat het verplichte cliëntenonderzoek waarmee de identiteit van de klant wordt geverifieerd vormvrij is, gaat volgens de rechtbank niet op: “De identiteit kan […] worden geverifieerd aan de hand van bijvoorbeeld een paspoort, een rijbewijs of een identiteitsbewijs, maar niet met gegevens van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel of de loonadministratie. In artikel 33, eerste lid, van de Wwft is bepaald dat de gegevens van deze documenten op opvraagbare wijze zijn vastgelegd. Dit kan door een kopie te maken van een identiteitsdocument of de gegevens van het document te noteren en te bewaren. De rechtbank volgt appellant dus niet in het betoog dat het cliëntenonderzoek vormvrij is.”
Het bedrijf heeft geen kopieën gemaakt of relevante gegevens genoteerd en bewaard. Daardoor is de Wwft overtreden, aldus de rechtbank: “Dat appellant de betreffende cliënten al jaren kent en een cliënt een familielid is, maakt niet dat hij niet aan de verplichtingen van de Wwft hoeft te voldoen.”
Beroep
Het kantoor gaat in beroep bij het CBb en houdt vol dat het cliëntonderzoek, gelet op stukken van de Tweede Kamer, vormvrij is. Daaruit volgt dat er geen wettelijke verplichting meer is om kopieën van documenten te maken of documentnummers op te schrijven. Het kantoor geeft verder aan dat aanvang van de relatie de identiteit wordt vastgesteld en vastgelegd in onder meer de bestanden fiscale aangiften, fiscale jaarrekening en uittreksels KvK. “De wet schrijft niet voor dat de identiteit iedere keer opnieuw vastgesteld dient te worden. Dat past ook niet in de risicogeoriënteerde benadering van de Wwft. De verplichting om een identiteitsbewijs te vragen is pas aan de orde als sprake is van een ongebruikelijke melding.”
BFT stelt dat cliënten voorafgaand aan de dienstverlening geïdentificeerd moeten worden, dat de identiteit moet worden geverifieerd en dat bepaalde gegevens moeten worden vastgelegd. “Appellant kan aan de verplichtingen voldoen door óf een kopie te maken van het identiteitsbewijs óf de gegevens van het identiteitsbewijs te noteren en toegankelijk te bewaren.” Volgens BFT worden de klanten van het kantoor in het geheel niet conform de Wwft geïdentificeerd.
Niet toereikend
Het CBb is het daarmee eens: “Uit het onderzoek dat door BFT is verricht blijkt dat appellant geen gegevens heeft vastgelegd ten aanzien van de identiteit van zijn cliënten. Enkel het vastleggen van de door appellant genoemde gegevens in onder meer fiscale aangiften is niet toereikend, omdat op grond van die gegevens de cliënt niet kan worden geïdentificeerd. Het cliëntonderzoek dient bovendien plaats te vinden vóór aanvang van de cliëntrelatie en kan dus niet pas plaatsvinden op het moment dat appellant – bijvoorbeeld – aangifte doet voor zijn cliënten.”
De Kamerstukken die het kantoor aanhaalt, laten volgens het college niet zien dat het cliëntonderzoek geheel vormvrij is.
Boete niet te hoog
Het kantoor heeft verder aangevoerd dat de boete te hoog is, gezien de omstandigheden. Het verwijst naar een eerdere uitspraak van het college, waarin een berisping is opgelegd. Die zaak, waarin een accountant geen actie had ondernomen bij verdachte transacties, betreft echter een tuchtzaak, aldus het college. “Een maatregel die door de accountantskamer wordt opgelegd in een tuchtzaak heeft een andere wettelijke grondslag dan een boete die door BFT wordt opgelegd op grond van de Wwft.”
Het college verklaart het beroep dan ook ongegrond.
Geef een antwoord