Een groep krakers die terechtstond had onlangs geen succes met een bijzonder wrakingsverzoek richting de voorzieningenrechter in hun zaak. De rechter is ook vicevoorzitter van de geschillencommissie van de NBA (de Raad voor Geschillen) en dat voerden de krakers aan als grond voor hun verzoek.
Uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2019:8275
Niet voldoende onpartijdig
Als vice-voorzitter van de commissie heeft de voorzieningenrechter te maken met partijen die de belangen van vermogende cliënten (waaronder huizenbezitters) behartigen en niet die van krakers, voerden ze bij hun verzoek aan. Daardoor zou de voorzieningenrechter volgens de krakers niet op voldoende onpartijdige afstand van zaken staan waarin (door vermogende partijen) de ontruiming van krakers wordt gevorderd zoals in de zaak waar het hier om draaide. Daarnaast werd aangevoerd dat de voorzieningenrechter telkens de vorderingen van de vermogende eigenaren van onroerend goed tot ontruiming van krakers toe zou wijzen. Er zou sprake zijn van een patroon. Dit houdt volgens verzoekers verband met de vooringenomenheid van de voorzieningenrechter jegens krakers. Dat bleek volgens de verzoekers uit meerdere door de voorzieningenrechter behandelde zaken waarbij krakers betrokken waren.
Geschillencommissie NBA
De meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag is het met die redeneringen echter niet eens en wees het verzoek dan ook af. De wrakingskamer overwoog daarbij dat het enkele feit dat de voorzieningenrechter een nevenbetrekking vervult bij de Geschillencommissie van de NBA in beginsel onvoldoende is om tot de objectief gerechtvaardigde vrees voor onpartijdigheid te concluderen. Concrete feiten en omstandigheden die maken dat die vrees in dit geval wél bestaat, hebben verzoekers niet aangevoerd, oordeelde de wrakingskamer. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter onweersproken heeft gesteld dat de geschillencommissie alleen declaratiegeschillen tussen accountants en hun cliënten beoordeelt. Er bestaat dus – wat daar overigens verder ook van zij – geen enkel verband met onderhavige hoofdzaak, oordeelt de wrakingskamer. Gelet op de taken van de geschillencommissie en de toelichting daarover van de voorzieningenrechter is er naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een objectief gerechtvaardigde vrees dat sprake is van partijdigheid van de voorzieningenrechter.
Vooringenomenheid
Met betrekking tot de wrakingsgrond dat de vooringenomenheid van de voorzieningenrechter blijkt uit meerdere uitspraken van door hem behandelde zaken waarbij krakers betrokken zijn geweest, overweegt de wrakingskamer als volgt. De enkele omstandigheid dat de voorzieningenrechter in eerdere procedures waarbij krakers als gedaagden zijn betrokken de vordering tot ontruiming heeft gehonoreerd, is op zichzelf onvoldoende om (de schijn van) vooringenomenheid van de voorzieningenrechter aan te nemen. Uit hetgeen verzoekers in dit verband concreet hebben aangevoerd kan de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor evenmin afleiden. Nog daargelaten dat tegen de eerdere uitspraken hoger beroep heeft opengestaan en dat het niet de taak is van de wrakingskamer eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter op juistheid te toetsen, kan uit de stellingen van verzoekers niet worden afgeleid dat de voorzieningenrechter in die uitspraken vanwege enige vooringenomenheid jegens krakers feiten onjuist heeft vastgesteld of feiten verkeerd heeft geïnterpreteerd. Nu van enige vooringenomenheid van de voorzieningenrechter niet is gebleken, bestaat er geen gegronde reden te veronderstellen dat de voorzieningenrechter de onderhavige (hoofd)zaak niet voldoende objectief zal behandelen, sprak de wrakingskamer uit.
Wat de voorzieningenrechter uiteindelijk heeft geoordeeld over het ontruimingsverzoek is niet bekend.
Geef een reactie