Een man die volgens de Belastingdienst duizenden aangiftes heeft verzorgd voor anderen zonder de inkomsten op te geven, hoeft niet meer achteraf een administratie op te stellen, zo oordeelt de Hoge Raad.
Een man krijgt van de Belastingdienst navorderingsaanslagen opgelegd over de jaren 2011 tot en met 2014. De fiscus heeft uit onderzoek geconcludeerd dat de man in die periode jaarlijks enkele duizenden elektronische belastingaangiften heeft ingediend voor anderen. Die aangiften zijn ingediend vanaf IP-adressen die zijn terug te voeren op de man. En de inkomsten die hij heeft genoten, moeten worden belast.
Administratieplichtig
De man is het er niet mee eens, maar kan geen administratie tonen. Die mag hij alsnog opstellen en indienen, maar van dat aanbod maakt hij geen gebruik. Daarmee heeft de man niet aan de administratieplicht voldaan, concludeert de Belastingdienst, die daarover een informatiebeschikking geeft. De zaak komt voor de rechter. Het gerechtshof oordeelt dat aannemelijk is dat de man bedrijfsmatige activiteiten heeft verricht die leiden tot de conclusie dat hij administratieplichtig was. Om te kunnen bepalen hoeveel belasting hij moet betalen, zal de man toch met een administratie over de brug moeten komen.
Invulling administratieplicht
In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft laten zien met zijn uitspraak. Daar vangt de man dus bot. Maar ambtshalve voegt het hoogste rechtscollege er nog iets aan toe. De Belastingdienst kan de man helemaal niet vragen om achteraf een administratie op te tuigen. ‘De administratieplicht houdt volgens artikel 52 AWR in dat de rechten en plichten van het bedrijf en de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens te allen tijde duidelijk uit de administratie moeten blijken. Dit brengt volgens de parlementaire toelichting op deze bepaling mee dat de administratie regelmatig moet worden bijgehouden. In het licht hiervan moet worden aangenomen dat het niet mogelijk is om achteraf alsnog aan de administratieplicht te voldoen indien vaststaat – zoals in dit geval voor de jaren 2011 tot en met 2014 – dat de administratieplichtige heeft nagelaten een administratie bij te houden als hiervoor bedoeld.’
De rechter kan daarom niet een nieuwe termijn stellen om alsnog te voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen te voldoen. ‘Die bepaling is geschreven voor gevallen waarin de rechter in een procedure over een informatiebeschikking oordeelt dat een verzoek van de inspecteur om informatie te verstrekken – bijvoorbeeld op de voet van artikel 47 AWR – rechtmatig was.’
Geef een reactie