Minister Van Gennip van SZW is in een Kamerbrief uitgebreid ingegaan op de mogelijke beleidsopties om het concurrentiebeding te hervormen. Van Gennip meldt dat er vorig jaar een duidelijk probleem gesignaleerd is met de werking van het concurrentiebeding. Het gebruik van het concurrentiebeding blijkt zodanig breed dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van de noodzakelijke arbeidsmobiliteit kan leiden.
Daarom is er nu een ambtelijke verkenning uitgevoerd naar een mogelijke hervorming, mede naar aanleiding van het rapport ‘De werking van het concurrentiebeding in de praktijk’, dat door het onderzoeksbureau Panteia is uitgevoerd. Er is draagvlak om het concurrentiebeding te herzien, waarbij er binnen sociale partners nog verschillend gedacht wordt over de manier waarop.
Meerdere elementen
Een toekomstig voorstel van de regering tot modernisering van het concurrentiebeding zal waarschijnlijk uit een beleidsoptie van verschillende elementen bestaan. Te denken valt aan een verplichte vergoeding die werkgevers moeten betalen of een beperking van het concurrentiebeding alleen bij zwaarwegend bedrijfsbelang. De route van een uit meerdere elementen bestaande beleidsoptie ligt in lijn met een eerder (gesneuveld) wetsvoorstel uit 2001, waarin ook verschillende elementen tegelijkertijd werden voorgesteld.
Twee mogelijkheden liggen niet voor de hand, schrijft de minister:
- Het concurrentiebeding in zijn huidige vorm in stand laten.
- Het concurrentiebeding wordt in zijn geheel afgeschaft.
Beleidsopties ter herziening van het concurrentiebeding:
Beleidsoptie 1
- Beperken maximale duur tot 1 jaar
- Verplicht expliciteren en motiveren van geografisch bereik in het beding
- Concurrentiebeding vervalt bij faillissement.
- Concurrentiebeding vervalt bij ontslag in proeftijd.
- Het concurrentiebeding kan alleen worden ingeroepen als ontslag op initiatief van werknemer plaatsvindt.
- Voorwaarden stellen aan bekendmaking intentie werkgever wel/niet inroepen beding na afloop dienstverband.
Beleidsoptie 2
- Alle elementen van beleidsoptie 1
- Verplichte vergoeding modaliteiten:
– Vergoeding bij inroep beding
– Vergoeding bij afsluiting beding (signing fee) optioneel
Beleidsoptie 3
- Alle elementen van beleidsoptie 1
- Beperking concurrentiebeding alleen bij zwaarwegend bedrijfsbelang, motivering werkgever bij aangaan beding. Conform de huidige situatie voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
Beleidsoptie 4
- Alle elementen van beleidsoptie 1
- Verplichte vergoeding beleidsoptie 2
- Beperking concurrentiebeding alleen bij zwaarwegend bedrijfsbelang beleidsoptie 3.
Lichtste variant
Beleidsoptie 1 kan worden gezien als de lichtste variant van de vier bovenstaande beleidsopties. Deze optie zal beperkte invloed hebben op het aantal werknemers dat te maken zal krijgen met een beding, waarbij met name van belang is dat de beleidsoptie geen oplossing biedt om werknemers waarvoor er geen duidelijke reden is tot de opname van het beding, te vrijwaren van het concurrentiebeding.
Verplichte vergoeding
Om het gebruik van het concurrentiebeding te reduceren, wordt in het rapport van Panteia gesuggereerd het gebruik, en met name het inroepen van het beding, te beprijzen. Om hier in te voorzien is in beleidsoptie 2 de verplichte vergoeding opgenomen. Op het moment dat de werkgever aan het einde van het dienstverband het concurrentiebeding inroept, moet hij een vergoeding betalen.
Indien de vergoedingsplicht in een toekomstig wetsvoorstel zal worden opgenomen, moet de hoogte hiervan nader worden uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat de vergoeding van dusdanige hoogte moet zijn dat de werkgever het beding niet onnodig opneemt.
Zwaarwegend bedrijfsbelang
In beleidsoptie 3 wordt ingezet op het element van het zwaarwegend bedrijfsbelang, zoals deze nu ook al geldt als vereiste voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Ook bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal dan het zwaarwegend bedrijfsbelang voor het opnemen van dit beding schriftelijk moeten worden gemotiveerd.
Minst lichte variant
De inschatting is zodoende mogelijk dat beleidsoptie 3 op zichzelf voor een gedeelte van de geschetste problematiek een oplossing kan bieden (hogere drempel voor geldigheid van het beding doordat werkgevers ook bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd duidelijker moeten motiveren waarom er een zwaarwegend bedrijfsbelang is dat opname van het beding noodzakelijk maakt), maar wellicht onvoldoende prikkelt om spaarzaam het beding op te nemen en in te roepen (in tegenstelling tot beprijzing). Beleidsoptie 4 kan daarin voorzien, door de beleidsopties 2 en 3 met elkaar te combineren. Duidelijk is echter dat beleidsoptie 4 de minst lichte variant is.
Vakbonden: optie 4
Vakbonden hebben aangegeven de voorkeur te hebben voor beleidsoptie 4, waarbij voor onder meer de hoogte van de vergoeding kan worden aangesloten bij de regelingen zoals deze in België en Duitsland gangbaar zijn.
Werkgevers: optie 1 en 3
De werkgevers achten dat er wel mogelijkheden zijn voor beleidsopties 1 en 3. Ze zijn daarentegen geen voorstander van beleidsopties 2 en 4.
Geef een reactie