
Het kabinet gaat in deze kabinetsperiode geen nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting introduceren. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) in een bijlage bij een Kamerbrief over de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda. Het kabinet stelt op dit moment andere prioriteiten en vreest een onmogelijke opgave voor de praktijk en de Belastingdienst als er teveel fiscale aanpassingen tegelijk worden doorgevoerd.
Spoedreparatie
Het vorige kabinet was al van plan om een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting te introduceren als opvolger van de huidige fiscale eenheidsregeling. In reactie op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie werd op 23 april 2019 de Wet spoedreparatie fiscale eenheid door de Eerste Kamer aangenomen. Het doel daarvan was, memoreert Van Rij nu, ‘om de meest kwetsbare elementen van het fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting vanaf 1 januari 2018 in overeenstemming te brengen met het EU-recht. Bij de behandeling van die spoedreparatiewetgeving is destijds ter mogelijke oplossing van de EU-rechtelijke problemen aangegeven dat de huidige regeling van de fiscale eenheid door een nieuwe fiscale groepsregeling zou kunnen worden opgevolgd.’
Toenmalig staatssecretaris Vijlbrief stuurde daarom op 15 september 2020 een hoofdlijnenbrief naar de Kamer, waarin hij de mogelijkheden voor een toekomstige groepsregeling op een rij zette. Vijlbrief liet bij die gelegenheid ook weten dat een beslissing om al dan niet over te gaan tot een nieuwe groepsregeling zou worden overgelaten aan een volgend kabinet.
‘Andere prioriteiten’
‘De invoering van een nieuwe groepsregeling betreft een ingrijpende en omvangrijke wetgevingsoperatie’, schrijft staatssecretaris Van Rij nu. ‘Een nieuwe groepsregeling zal voor alle bestaande fiscale eenheden zowel bij de Belastingdienst als bij de belastingplichtigen tot ingrijpende gevolgen bij de overgang leiden. Op dit moment zijn er andere prioriteiten als gevolg van omvangrijke actuele ontwikkelingen – waaronder de invoering van een wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2) en de uitwerking van het coalitieakkoord – die ook veel druk leggen op de wetgevingscapaciteit, de praktijk en de Belastingdienst. Met een samenloop van deze trajecten worden de praktijk en de Belastingdienst mogelijk geconfronteerd met een onmogelijke opgave. Het kabinet acht het daarom niet opportuun om in deze kabinetsperiode een nieuwe groepsregeling in de vennootschapsbelasting te introduceren.’
Kabinet komt niet meer met opvolger fiscale eenheid, schetst wel alvast contouren
Geef een antwoord