
De bedragen die het inmiddels failliete bouwbedrijf Saensigt uit Anna Paulowna deed aan administratiekantoor Smit Velsen en zakelijk dienstverlener Mam Euro uit IJmuiden zijn niet onverschuldigd betaald, oordeelt de rechtbank Noord-Holland. Het administratiekantoor en de zakelijk dienstverlener mochten er op vertrouwen dat Saensigt met haar betalingen de schuld van R&D Vastgoed BV beoogde te voldoen, een bedrijf van dezelfde dga.
Bouwbedrijf
Saensigt Bouwbedrijf BV is opgericht op 15 februari 2019. De bestuurder en enig aandeelhouder was eveneens bestuurder (tot 24 november 2020) en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap R&D Vastgoed BV. Tussen 2019 en 2021 heeft Smit facturen gemaakt op naam van R&D Vastgoed Beheer (onderstreping kantonrechter) BV ter hoogte van in totaal € 12.374,79 inclusief btw. De facturen zien zowel op (volgens Smit) reeds verrichte werkzaamheden als op voorschotten. Saensigt heeft een bedrag van € 11.467,29, onder vermelding van de factuurnummers van Smit, aan Smit betaald. Smit heeft ook nog op 1 juni 2021 een bedrag van € 4.840,- gefactureerd op naam van ‘Bouwbedrijf Saensigt B.V.’, die factuur is onbetaald gebleven.
Mam Euro heeft in de periode van 19 maart 2020 tot en met 24 november 2020 (in ieder geval) een bedrag van € 2.359,50 inclusief btw gefactureerd aan R&D Vastgoed Beheer BV. Bij factuur van 15 februari 2021 heeft Mam Euro een bedrag van € 143,69 inclusief btw aan R&D Vastgoed BV. gefactureerd. Saensigt heeft (in ieder geval) een bedrag van € 2.118,10 aan Mam Euro betaald, onder vermelding van de factuurnummers van Mam Euro.
Door de toenmalige gemachtigde van zowel Saensigt als R&D Vastgoed BV is bij brief van 25 augustus 2021 de ontbinding ingeroepen van een tussen Saensigt en R&D Vastgoed BV enerzijds en Smit anderzijds bestaande overeenkomst van opdracht.
Bij vonnis van 2 november 2021 is Saensigt failliet verklaard en is de curator aangesteld.
Curator spant zaak aan
Bij de kantonrechter vordert de curator primair, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomsten tussen Saensigt enerzijds en gedaagden (Smit en Mam Euro) anderzijds rechtsgeldig zijn ontbonden. Subsidiair vordert de curator dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Saensigt een bedrag van € 11.467,29 aan Smit en een bedrag van € 3.051,30 aan Mam Euro onverschuldigd heeft betaald. Zowel primair als subsidiair vordert de curator dat de kantonrechter gedaagden veroordeelt tot betaling aan de curator van voornoemde bedragen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
Oordeel kantonrechter
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagden de door Saensigt verrichte betalingen aan de curator moeten (terug)betalen. De curator beroept zich op ontbinding van overeenkomsten en onverschuldigde betaling.
Partijen zijn het onder andere niet eens over het antwoord op de vraag of gedaagden ten behoeve van R&D Vastgoed BV werkzaamheden hebben verricht. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de rechtsgrond voor de betalingen is gelegen in de overeenkomsten tussen R&D Vastgoed BV enerzijds en Smit en Mam Euro anderzijds. De curator vindt dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomsten.
Ontbinding overeenkomst
Namens (onder andere) R&D Vastgoed BV is bij brief van 25 augustus 2021 (alleen) ten aanzien van de overeenkomst met Smit buitengerechtelijk de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen. Blijkens het verweer in de onderhavige procedure betwist Smit de rechtmatigheid daarvan. Het staat dan ook in deze procedure niet vast dat de overeenkomst is of moet worden ontbonden. Dat is voorts, gelet op artikel 6:265 BW, een vraag die aan de orde moet worden gesteld door partijen bij de desbetreffende overeenkomst(en). Daarom kunnen in de onderhavige zaak de door Saensigt – die geen partij is bij de overeenkomst(en) – gevorderde verklaringen voor recht ten aanzien van de ontbinding, niet worden toegewezen. De primaire vordering wordt dan ook afgewezen.
Onverschuldigde betaling
De curator heeft subsidiair gevorderd dat de kantonrechter voor rechter verklaart dat Saensigt onverschuldigd heeft betaald. Uit artikel 6:203 BW volgt dat sprake is van onverschuldigde betaling, als voor de betaling een rechtsgrond ontbreekt. De kantonrechter stelt vast dat de rechtsgrond voor de betalingen is gelegen in de overeenkomsten die bestaan tussen R&D Vastgoed BV enerzijds en gedaagden anderzijds. Zoals hiervoor is overwogen kan in de onderhavige procedure niet worden vastgesteld dat die overeenkomsten zijn of moeten worden ontbonden. Daarom kan ook niet worden vastgesteld dat een rechtsgrond voor de betalingen ontbreekt, zodat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.
Voor zover de curator het standpunt heeft gehandhaafd dat Saensigt onverschuldigd heeft betaald aan gedaagden, omdat de facturen op naam van R&D Vastgoed BV dan wel R&D Vastgoed Beheer BV (een niet bestaande vennootschap) waren gesteld, geldt het volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter mochten gedaagden erop vertrouwen dat Saensigt met haar betalingen de schuld van R&D Vastgoed BV beoogde te voldoen. Daartoe zijn de volgende omstandigheden redengevend. Ten eerste hebben Saensigt en R&D Vastgoed BV dezelfde bestuurder gehad. Ook heeft Saensigt niet slechts eenmalig, maar herhaaldelijk facturen op naam van R&D Vastgoed (Beheer) BV betaald en hebben gedaagden aannemelijk gemaakt dat dat ook geldt voor betalingen aan derden. Ten slotte is relevant dat R&D Vastgoed BV zowel voor oprichting van Saensigt als na het faillissement van Saensigt vergelijkbare handelsnamen heeft gevoerd, te weten: Saensigt Bouwkundig Adviesbureau en Saensigt Bouwservice.
De primaire en de subsidiaire vordering van de curator worden afgewezen.
Geef een reactie