
Een FE beweert dat zij na een samenwerkingsovereenkomst met een bv, door een toekomstige overdracht van de onroerende zaken en het delen in de meeropbrengst op fifty-fifty-basis, ‘verarmt’ met een bedrag van € 2.500.000. Zij merkt dit aan als een afsluitprovisie, die volgens haar aftrekbaar is.
Tot de moedermaatschappij van een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting behoren meerdere (klein)dochtervennootschappen die – onder meer – tot doel hebben de exploitatie van een administratiekantoor en van recreatiebedrijven. Tot het geconsolideerde vermogen van de fiscale eenheid behoort een drietal onroerende zaken met een gezamenlijke boekwaarde, ultimo 2014, van € 2.549.338.
Omdat de moedermaatschappij een schuld aan de bank heeft van ruim € 2.700.000 dreigt de bank over te gaan tot executoriale verkoop van het vastgoed. Om dit te voorkomen gaat de FE op zoek naar een externe financier. Die vindt ze in een bv die bereid is financiering te verlenen en ze sluit met deze bv een samenwerkingsovereenkomst.
Uit een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur in het kader van de successieheffing in verband met het overlijden van de voormalige directeur-aandeelhouder van de moedermaatschappij, volgt dat de aandelen van de FE zijn gewaardeerd op € 10.000.000.
FE claimt ‘verarming’ bij toekomstige overdracht
Daaruit leidt de FE af dat de onroerende zaken een waarde in het economische verkeer van € 10.000.000 hebben. Door de toekomstige overdracht van de onroerende zaken tegen een waarde van € 5.000.000 en het delen in de meeropbrengst op fifty-fifty-basis, verarmt zij met een bedrag van € 2.500.000, aldus de FE. Zij wil dit bedrag in haar aangifte 2014 als een afsluitprovisie aanmerken.
Volgens zowel de Belastingdienst als rechtbank Zeeland-West-Brabant is deze aftrek niet toegestaan, waarna de FE vervolgens in hoger beroep gaat.
Afzien van toekomstige winsten
Hof Den Bosch is van oordeel dat de FE, weliswaar door de noodsituatie in verband met de dreigende opzegging van de kredietfaciliteit door de Rabobank, een zakelijke overeenkomst heeft gesloten. Er is dus hoogstens sprake van het afzien van een deel van eventuele toekomstige winsten die kunnen worden behaald met de toekomstige ontwikkeling van de onroerende zaken. Van een te betalen afsluitprovisie is derhalve geen sprake.
FE betaalt alleen over eigen aandeel belasting
Mocht de FE in de toekomst daadwerkelijk winst op vastgoedtransacties behalen, dan hoeft zij slechts over haar aandeel belasting te betalen. Het deel dat toekomt aan de bv behoort niet tot de winst van de FE en is daarom niet als een last in 2014 te nemen.
Het hof verklaart het hoger beroep van de FE dan ook ongegrond.
Geef een reactie