
De klacht tegen de eerder doorgehaalde accountant is alsnog in bijna alle onderdelen ongegrond. De Accountantskamer vond eerder nog dat de RA bij de jaarrekeningcontrole in meerdere opzichten en meerdere keren in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid handelde. Ook had hij een bedreiging voor zijn onafhankelijkheid moeten onderkennen als gevolg van zijn langdurige en intensieve betrokkenheid als adviseur naast het controlewerk. Daarom werd hem een doorhaling van een maand opgelegd. Maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt daar in hoger beroep heel anders over.
Van Campen Industries was een miljoenenbedrijf dat zich bezighield met het leveren en fabriceren van aluminium constructies en geluidsschermen. De RA was sinds 2000 controlerend accountant van het concern en gaf steeds goedkeurende controleverklaringen af, op het laatst in oktober 2016 bij de cijfers van 2015. Daarnaast deed hij ook veel advieswerk voor de klant. Op 24 mei 2017 werd het bedrijf echter op eigen verzoek failliet verklaard, later werd nog wel en doorstart gemaakt.
Tuchtklacht curator
De curator van Van Campen Industries spande een tuchtzaak aan tegen de RA. Bij de Accountantskamer kwam hij met een hele reeks verwijten. De tuchtrechter verklaarde een deel daarvan gegrond. Er werden meerdere tekortkomingen in de controlewerkzaamheden geconstateerd, en daarnaast was er bijvoorbeeld ook geen schriftelijke goedkeuring als bedoeld in artikel 28, onder b, van de ViO verleend voor het voortzetten van zijn werkzaamheden als controlerend accountant. Die goedkeuring was dus ook niet in het controledossier opgenomen. Bovendien hield hij volgens de Accountantskamer onvoldoende afstand tot zijn cliënten door zich intensief te bemoeien met hun wel en wee, “hoewel zijn positie als controlerend accountant hem daarvan had behoren te weerhouden.”
Hoger beroep: samenloop assurance en advisering niet verboden
Over die onafhankelijkheid komt het College nu echter tot het oordeel dat de accountant helemaal niet in de fout ging: “[de accountant, red.] bestrijdt dat hij heeft geparticipeerd in besluitvormingsprocessen, maar erkent als adviseur te hebben opgetreden. Hij wijst er daarbij terecht op dat uit paragraaf 2.6 van NBA-handreiking 1131 volgt dat samenloop van (assurance)dienstverlening en advisering als natuurlijk complement van de assurance functie niet is verboden en juist onderdeel kan uitmaken van de zorgplicht die een accountant ook heeft tegenover zijn cliënten.
Verder kan niet worden geoordeeld dat [de accountant, red.] niet zou hebben onderkend dat in deze samenloop een mogelijke bedreiging kon zijn gelegen en dat daarin het gevaar van zelftoetsing school. Hij heeft in de Onafhankelijkheidschecklist bij de jaarrekeningen 2013 en 2014, als toelichting bij punt 8, opgenomen dat er geen sprake is van een beheersfunctie bij de cliënt. Hetzelfde staat in de Onafhankelijkheidschecklist bij de jaarrekening 2015 onder punt 12.
Het College volgt daarom niet het oordeel van de accountantskamer dat [de accountant, red.] de enkele constatering in de checklist dat er geen bedreigingen van de onafhankelijkheid bleken zonder nadere toelichting heeft gedaan.”
Controlewerkzaamheden
Ook voor wat betreft de controlewerkzaamheden komt het College tot een heel ander oordeel dan de Accountantskamer. Zo kan volgens het College niet worden geoordeeld dat de RA bij de controles van de jaarrekeningen onvoldoende professioneel-kritisch is geweest door hierin een (mogelijke) claim niet te vermelden. De Accountantskamer oordeelde daarnaast onder meer dat de controle van enkele vorderingen niet met stukken uit het controledossier was onderbouwd. Daarmee zou Standaard 230.8 zijn geschonden. Maar in hoger beroep overlegde de RA alsnog de van toepassing zijnde aansluitingen, “waaruit blijkt dat hij zijn oordeel dat de desbetreffende vorderingen volwaardig waren, wel degelijk heeft toegelicht en onderbouwd. Naar het oordeel van het College valt daarom niet in te zien waarom [naam 1] op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.”
Geen schriftelijke goedkeuring compliance officer
Op een punt valt de accountant ook volgens het College iets te verwijten. De Accountantskamer oordeelde eerder dat de op grond van de regelgeving (de Verordening inzake de onafhankelijkheid bij assurance-opdrachten (Vio)) vereiste schriftelijke goedkeuring van de compliance officer voor de controle van de jaarrekeningen 2014 en 2015 ontbrak. Met betrekking tot het laatste jaar klopt dat ook wat het College betreft: “Omdat de Vio is ingevoerd per 1 januari 2014, volgt het College evenwel het standpunt van [naam 1] dat in het jaar 2014 sprake is geweest van een tijdelijke omissie in het compliance stelsel van het kantoor, zodat het ontbreken van een schriftelijke goedkeuring in het geval van de jaarrekening 2014 weliswaar slordig is, maar in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar wordt geacht. Voor de jaarrekening 2015 kan echter niet meer worden gesproken van een tijdelijke omissie, zodat het ontbreken van een schriftelijke goedkeuring hem voor dat jaar wel kan worden verweten. Daarmee heeft [naam 1] voor wat betreft de jaarrekening 2015 in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en is de klacht op dit punt gegrond.”
Het hoger beroep is dus grotendeels gegrond. Gelet op de aard en ernst van de geconstateerde overtreding vindt het College een waarschuwing passend en geboden.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2024:451
Geef een reactie