Een RA was al sinds 2000 controlerend accountant bij geluidsschermenbouwer Van Campen Industries en gaf het bedrijf ook adviezen. Die langdurige en intensieve betrokkenheid was naar het oordeel van de Accountantskamer een bedreiging voor zijn onafhankelijkheid, die hij onvoldoende heeft onderkend. Bij de jaarrekeningcontrole zelf handelde de accountant bovendien in meerdere opzichten en meerdere keren in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De Accountantskamer legt de RA daarom een doorhaling van een maand op.
Uitspraak: 20-432 RA
Van Campen Industries was een miljoenenbedrijf dat zich bezighield met het leveren en fabriceren van aluminium constructies en geluidsschermen. De RA was sinds 2000 controlerend accountant van het concern en gaf steeds goedkeurende controleverklaringen af, op het laatst in oktober 2016 bij de cijfers van 2015. Op 24 mei 2017 werd het bedrijf echter op eigen verzoek failliet verklaard. Volgens het bestuur was de aanleiding daarvoor een project met een aanneemsom van € 5.100.000 voor de levering van geluidsschermen. Er was sprake van veel meerwerk, waarvoor de opdrachtgever niet bereid was te betalen.
Curator spant tuchtzaak aan
De curator van Van Campen Industries spande daarop een tuchtzaak aan tegen de RA. Bij de Accountantskamer kwam hij met een hele reeks verwijten. Zo zou de accountant onvoldoende onafhankelijk zijn geweest en bij de controle van de jaarrekeningen 2013 tot en met 2015 onvoldoende professioneel-kritisch zijn geweest op het punt van de (mogelijke) verplichtingen jegens een afnemer van Van Campen, die een vordering van € 1.900.000 op het bedrijf stelde te hebben vanwege wanprestatie.
Controlewerkzaamheden onvoldoende
De Accountantskamer verklaart een deel van de klachten gegrond en een deel ongegrond. De controlewerkzaamheden van de RA zijn naar het oordeel van de tuchtrechter op een behoorlijke reeks onderdelen onvoldoende geweest. Zo betekende de omstandigheid dat Van Campen en de afnemer nog met elkaar in dialoog waren niet dat de accountant ervan uit mocht gaan dat de claim van de afnemer geen voor de jaarrekening 2013 relevant gegeven was. De omstandigheid dat in een conceptbrief aan een financier melding was gemaakt van de claim had voor de RA een indicatie moeten zijn dat het een belangrijk dispuut was. Het met het dispuut gemoeide bedrag lag ook ver boven de door de accountant bij de controle gehanteerde materialiteitsgrens van € 105.000. Toch deed hij bij de controle van meerdere jaarrekeningen geen nader onderzoek naar de claim en de mogelijke consequenties daarvan. Daarmee handelde hij in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Datzelfde geldt in verband met het feit dat de RA wist dat een overeenkomst was geantedateerd. Hij had het management moeten meedelen dat de datering van de overeenkomst daarom niet acceptabel was.
Geen schriftelijke goedkeuring
De Accountantskamer constateert meer tekortkomingen in de controlewerkzaamheden van de RA, maar ziet ook andere tuchtrechtelijk verwijtbare handelingen. Zo was geen schriftelijke goedkeuring als bedoeld in artikel 28, onder b, van de ViO verleend voor het voortzetten van zijn werkzaamheden als controlerend accountant. Die goedkeuring is dus ook niet in het controledossier opgenomen. De RA heeft, door zijn controlewerkzaamheden ondanks het ontbreken van deze schriftelijke goedkeuring wat betreft de controlejaren 2014 en 2015 voort te zetten, gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 28 van de ViO.
Onvoldoende onafhankelijk
De Accountantskamer spreekt bij de beoordeling van het klachtonderdeel over een gebrekkige onafhankelijkheid van de RA uit dat een langdurige relatie tot een steeds grotere mate van vertrouwdheid kan leiden met het management en een bedreiging voor de onafhankelijkheid kan vormen, zowel in wezen als in schijn. Bij dit laatste gaat het erom dat de RA al die feiten en omstandigheden moet vermijden die dusdanig suggestief zijn dat een goed geïnformeerde, redelijk denkende derde, die over alle van belang zijnde informatie beschikt, zijn onafhankelijkheid en objectiviteit in twijfel zal trekken.
De Accountantskamer stelt in dit verband vast dat de RA, terwijl hij de controlerend accountant was, op meerdere momenten andere werkzaamheden ten behoeve van het management heeft verricht. Zo heeft hij het management geregeld geadviseerd. Ook heeft hij intensief overleg met de bank gevoerd inzake de financiering, waarbij hij zich in zijn uitlatingen heeft vereenzelvigd (“wij” en “we”) met zijn cliënten. Hij was ook betrokken bij de melding betalingsonmacht en vervolgens de betalingsregeling met de fiscus. Kortom, de RA was niet alleen langdurig maar in zijn adviserende rol ook intensief betrokken bij het wel en wee van zijn cliënten, hoewel hij tegelijkertijd de controlerend accountant was.
Rolvermenging adviserend en controlerend accountant
De Accountantskamer is van oordeel dat de RA de bedreiging voor zijn onafhankelijkheid als gevolg van zijn langdurige en intensieve betrokkenheid onvoldoende heeft onderkend. De rolvermenging van adviserend en controlerend accountant brengt het gevaar van zelftoetsing mee. De mogelijkheid bestaat immers dat de controle betrekking heeft op aangelegenheden waarover de controlerend accountant in een eerder stadium heeft geadviseerd. De RA heeft vanwege zijn intensieve betrokkenheid ten onrechte in de “Onafhankelijkheidschecklist” opgenomen, dat er geen bedreigingen uit hoofde van het vervullen van beheersfuncties blijken. Zonder toelichting op dit punt, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het “participeren in besluitvormingsprocessen namens de controlecliënt.”, waarvan meerdere keren sprake is geweest, volgens de checklijsten 2014 en 2015 niet als een bedreiging van de onafhankelijkheid is aangemerkt.
De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant daarmee in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Maatregel
De maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor de duur van één maand is passend en geboden, spreekt de Accountantskamer uit. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA als controlerend accountant in meerdere opzichten en meerdere keren heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Ook heeft hij onvoldoende afstand tot zijn cliënten gehouden en zich intensief bemoeid met hun wel en wee, hoewel zijn positie als controlerend accountant hem daarvan had behoren te weerhouden. De RA had kunnen en behoren in te zien dat zijn betrokkenheid als controlerend accountant vanaf 2000 op enig moment tot een wisseling van de wacht had moeten leiden. Overigens is ook meegewogen dat de accountant niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.
Geef een reactie