Geschillen bij iemands pensioen zijn van alle tijden. Ze komen dan ook voor bij alle betrokkenen: de pensioenuitvoerder, de werkgever en de uitkeringsgerechtigde. Maar hoe zit het eigenlijk juridisch, als iemand in een geschilsituatie in de pensioen- en levensverzekeringspraktijk zich benadeeld voelt en gelijk wil krijgen? Een rondje langs een aantal veel voorkomende geschilsituaties.
Allereerst is het goed om te beseffen dat veel geschillen de rechter niet bereiken door schikkingen of uit kostenmotieven. Klachten- en geschillenregelingen of mediation lossen ook veel zaken op. 2023 was een jaar met veel gepubliceerde pensioenuitspraken: 242. Veel procedures gaan om de uitleg van het pensioenreglement of de uitvoeringsovereenkomst, bijvoorbeeld wanneer een werkgever een pensioenregeling eenzijdig mag wijzigen. Pensioen en echtscheiding zijn ook elk jaar goed voor een groot aandeel in de pensioengeschillen, maar daar wordt al vaak over geschreven. Een derde categorie die veel voorkomt is de vergoeding van pensioenschade bij ontslag kort voor de pensioengerechtigde leeftijd.
Verplichte deelname aan pensioenfonds
Het meest voorkomende pensioengeschil is de kwestie of een werkgever wel of niet onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds valt. Het gaat dan vaak om de uitleg van het hoofdzakelijkheidscriterium in werkingssfeerbepalingen. Maar juist ook het ontbreken van een hoofzakelijkheidscriterium leidt tot veel ergernis bij werkgevers, als twee pensioenfondsen het bedrijf willen aansluiten, óók als het bedrijf duidelijk niet in de betreffende sector thuishoort. De rechtvaardiging voor een agressieve opstelling door pensioenfondsen is het adagium “geen premie wel recht”. In een eerder gepubliceerde bijdrage (“Werkgevers steeds vaker de dupe van aansluitdrift pensioenfondsen”) op dit platform ga ik dieper in op wat daar allemaal mis kan gaan.
Pensioencommunicatie en Uniform Pensioenoverzicht (UPO)
Het doel van pensioencommunicatie is dat de pensioendeelnemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en dat hij zich bewust is van de risico’s van de pensioenvoorziening. Het UPO toont sinds 2015 alleen nog de resultaten van het afgelopen jaar, zonder prognose van het te bereiken pensioen of pensioenkapitaal. Op de website mijnpensioenoverzicht.nl kunnen mensen een totaaloverzicht krijgen van alle opgebouwde rechten aan pensioen inclusief de AOW, en de verwachte bedragen daarvan. Er zijn regelmatig rechtszaken over pensioenuitvoerders die een te hoog pensioenbedrag vermelden op het UPO. Steevast is het oordeel van de rechter dat het UPO slechts een overzicht van de pensioenaanspraken is en dat rechtsgevolgen alleen voortvloeien uit het pensioenreglement. Vervelend is het wel, maar je kunt er geen gerechtvaardigd vertrouwen aan ontlenen.
Achterstallige pensioenpremies werkgever
Het komt voor dat een werkgever te weinig pensioenpremies heeft afgedragen en de pensioenovereenkomst niet correct is nagekomen. Neem bijvoorbeeld de situatie waarin is uitgegaan van een te laag pensioengevend salaris. De hiervoor geldende verjaringstermijn is 5 jaar (art. 3:308 BW), wat wil zeggen dat vorderingen 5 jaar na opeisbaarheid verjaren. Dit kan betekenen dat fouten in premieafdracht die langer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgehad, niet tot schadevergoeding kunnen leiden. Dan heb je als premieschuldeiser nog een tweede kans. Een werkgever kan daarmee een onrechtmatige daad hebben begaan en wanneer je als pensioenuitvoerder binnen 5 jaar verjaringstermijn – na het bekend worden van de schade – actie onderneemt is die vordering toewijsbaar.
Verjaring speelt ook een rol als een pensioenfonds een premievordering heeft op een werkgever. Vaak gaat het dan om verplichte deelneming bij het pensioenfonds met terugwerkende kracht. Een werkgever kan soms naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bij de rechter gelijk krijgen ten aanzien van het aspect dat een premievordering met terugwerkende kracht niet aanvaardbaar is.
Misgelopen indexaties
Regelmatig beklagen ouderenorganisaties zich over het achterblijven van indexaties van pensioenuitkeringen, onder het motto dat er meer dan voldoende buffers aanwezig zouden zijn bij pensioenfondsen om dat te kunnen betalen. Zo hadden de stichting Pensioenbehoud en KBO-Brabant een procedure aangespannen tegen de Nederlandse staat. Zij beweerden dat de door de Pensioenwet aan pensioenfondsen opgelegde verplichting om een buffer aan te houden in strijd is met de IORP-II richtlijn. De stichtingen wilden dat pensioenfondsen het geld gebruiken om pensioenen te verhogen.
Op 9 februari jl. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verplichting die de Nederlandse Pensioenwet aan pensioenfondsen oplegt – om bij wijze van een buffer een eigen vermogen van een bepaalde omvang aan te houden – niet in strijd is met het Europees recht. Eerder oordeelden de rechtbank en het gerechtshof dat de betreffende bepalingen in overeenstemming zijn met de IORP II-richtlijn. Toch houdt het maar niet op met belangenorganisaties (zoals de Stichting Pensioenherstel van onderzoeker Pieter Lakeman), die ouderen mobiliseren om tegen de staat te procederen wegens ‘misgelopen pensioen’.
Woekerpolisclaims
Sinds 2006 is er veel te doen over beleggingsverzekeringen met een hoge kostenloading. Dat zijn vaak lijfrente- en kapitaalverzekeringen in de derde pijler en in mindere mate pensioenverzekeringen. In verschillende collectief aangespannen rechtszaken zijn verzekeraars veroordeeld tot schadevergoeding aan polishouders. De informatieverplichting van de verzekeraar over inhouding van (eerste) kosten was vaak niet op orde. Als dit betekende dat de gevolgen voor de vermogensopbouw niet duidelijk waren, is dat grond voor een toewijsbare claim. In september 2023 heeft Hof Den Haag in een zaak tegen Nationale Nederlanden bekeken of er per kostenpost sprake was van wilsovereenstemming. Het hof komt tot de conclusie dat twee bedingen bij eerste kosten bij het afsluiten van de polis oneerlijk zijn. Eerste kosten zijn overigens te onderscheiden van doorlopende kosten die gaandeweg de looptijd worden gemaakt en in rekening gebracht.
Gerechtigde al overleden of onbekend
Een geschil kan ook ontstaan als de verzekeraar geen toegang heeft tot cruciale gegevens om de gerechtigden te traceren of om te weten of een gerechtigde al overleden is. Elk pensioenfonds en elke levensverzekeraar doet zijn best om gerechtigden voor uitkeringen te traceren. Voor een pensioenfonds is dat gemakkelijker dan voor een levensverzekeraar, omdat een pensioenfonds systematisch gegevens ontvangt vanuit de Basisregistratie Personen (BRP). Met name meldingen van overlijden zijn belangrijk, omdat deze enerzijds het signaal zijn om een (ouderdoms)uitkering te stoppen of juist te moeten gaan uitkeren bij een overlijdensrisicoverzekering of begrafenisverzekering.
Anderzijds is er het belang om een opvolgende gerechtigde te achterhalen om te voorzien in een nabestaandenuitkering. Bij verzekeraars staat uitkeringsgeld regelmatig en voor langere tijd geparkeerd in afwachting van wanneer iemand zich meldt, als de eigen inspanningen om die perso(o)n(en) te achterhalen zijn mislukt. Als je pas na meer dan drie jaar bemerkt dat je recht hebt op een uitkering van de verzekeraar, is de vordering in beginsel verjaard.
Toch zal in de praktijk een verzekeraar uit coulance vaak het geparkeerde bedrag nog wel uitkeren als een gerechtigde zich pas meldt na 3 jaar. Andersom kan het ook zijn dat een verzekeraar te lang heeft uitgekeerd, omdat niet bekend was dat de gerechtigde al was overleden en dat niet gemeld is. Dan moet er terugbetaald worden. Heuglijk is dat nu ook levensverzekeraars een aansluiting krijgen bij de BRP en op die manier hun verplichtingen op grond van diverse polissen beter kunnen nakomen. Eind 2024 zouden de eerste overlijdensmeldingen bij de levensverzekeraars binnen moeten komen.
Overgang naar Wtp: eerste procedure gepensioneerde is een feit
Een gepensioneerde ontvangt een pensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en eist van de Staat der Nederlanden dat zijn pensioen op geen enkel vlak wordt gewijzigd als gevolg van het nieuwe pensioenstelsel. Het feit dat zijn pensioen na een interne collectieve waardeoverdracht (invaren) van een vast pensioen naar een variabel pensioen gaat, vindt hij onacceptabel. Anders dan dat gepensioneerde aanneemt is een pensioenovereenkomst pas uitgewerkt na overlijden. Deze kan tussentijds worden aangepast en er is geen aantasting van het eigendomsrecht. Pensioen is geen absoluut recht. De kantonrechter van Rechtbank Den Haag (10641809 RL EXPL 23-12661) is het met de Staat eens dat deze procedure prematuur is en wees alle vorderingen af. Goed om te weten: met de Wtp wordt er niet met terugwerkende kracht iets aangepast. De aanpassing door de Wtp gaat alleen over de toekomst. Er vindt dus geen verrekening over het verleden plaats.
Nieuwe geschillen onvermijdelijk
Pensioengeschillen komen op tal van terreinen voor. Met de komst van het nieuwe pensioenstelsel zullen er ook weer veel nieuwe geschillen ontstaan. Daarom is er zelfs een nieuwe geschilleninstantie in het leven geroepen. Met name het invaren van pensioen en het al dan niet instemming moeten hebben van individuele deelnemers zal een bron van disputen zijn. En natuurlijk de compensatieregelingen of het ontbreken daarvan, na de overgang naar een nieuwe pensioenregeling.
Drs. Theo H.M. Willemssen is als pensioenadviseur verbonden aan Fiscount.
Wil je meer weten over de nieuwe Wet toekomst pensioenen die ingaat op 1 januari 2028? Volg ons online webinar ‘Pensioen in transitie: de nieuwe wet toekomst pensioenen’ tijdens de Fiscount Kennismarathon.
Geef een reactie