Kennelijk is er een correlatie tussen deze twee onderwerpen, en het verschijnsel zwarte schaap komt in de beste families voor. Ook de breukdelengemeenschap is actueel, vanwege de dreigende financiële consequenties hiervan voor kinderen uit samengestelde gezinnen.
Allereerst de legitieme portie in hoofdlijnen: afstammelingen die door de wet tot de nalatenschap worden geroepen hebben recht op een legitieme portie. Daarbij gaat het doorgaans om kinderen van de erflater, maar ook kleinkinderen kunnen opkomen voor de legitieme van hun ouder, namelijk als deze is vooroverleden dan wel onwaardig was.[1] In dat geval komen zij op bij wege van plaatsvervulling en komt de legitieme portie van de vooroverleden of onwaardige ouder aan hen toe. Een kind kan alleen bij testament onterfd worden. Dat kan impliciet of expliciet. Impliciete onterving geschiedt door degenen die wel als erfgenaam worden benoemd bij naam te noemen. Bij expliciete onterving wordt het zwarte schaap in het testament bij naam genoemd. Uiteraard kan een kind bij testament ook in de legitieme worden gesteld, waarbij een legaat ter grootte van de legitieme portie wordt toegekend.
Omvang legitieme portie
De omvang van de legitieme portie – ofwel de legitimaire fractie of legitieme breuk – bedraagt de helft van de legitimaire massa, gedeeld door het aantal personen dat de erflater in de eerste parentele heeft achtergelaten.[2] Dat zijn de langstlevende echtgenoot en de kinderen. Daarbij maakt het niet uit of deze kinderen onterfd zijn, hebben verworpen, onwaardig zijn of vooroverleden met achterlating van een of meer kinderen.
Voorbeeld 1
Piet is overleden. Hij was getrouwd met Annie en zij hadden vier kinderen, van wie Arie (de oudste) is vooroverleden zonder kinderen na te laten. Zoon Klaas is onterfd, zoon Peter heeft de nalatenschap van Piet verworpen en dochter Mieke (de jongste) was de oogappel van Piet. Piet heeft in zijn testament zijn vrouw Annie, Peter en Mieke als enige erfgenamen benoemd. Klaas komt op voor zijn legitieme portie. Deze bedraagt 50% van 1/4 van de (gecorrigeerde) nalatenschap. Immers, er zijn nog een langstlevende en drie kinderen. Had Arie ook een of meer kinderen gehad, dan was de legitieme van Klaas 50% van 1/5 van de gecorrigeerde nalatenschap geweest.
Waarover wordt de legitieme portie berekend?
De legitieme portie wordt berekend over de legitimaire massa, berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met bepaalde giften, en verminderd met bepaalde schulden. Grosso modo komen alle gewone schulden in aftrek, uitgezonderd de schulden die voortkomen uit executele, legaten en quasi-legaten.[3] Giften moeten onder voorwaarden worden bijgeteld. Welke zijn dat?
Bij te tellen giften
In BW 4:67 zijn deze giften opgesomd. Het gaat om de volgende giften:
- Giften gedaan en aanvaard met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen (mensen met recht op een legitieme portie) worden benadeeld. Hier heeft de wetgever heel duidelijk gekozen voor vooruitzicht in plaats van wetenschap. Voor legitimarissen zou het ondoenlijk zijn om aan te tonen dat de erflater en begiftigde zich ervan bewust waren dat door de gift legitimarissen zijn benadeeld. Het is nu voldoende als er kan worden aangetoond dat benadeling daarvan het (voor de hand liggende) gevolg was. Hierbij mag een ruime uitleg worden gevolgd. Let op: het maakt in deze categorie niet uit wanneer de gift zich heeft voorgedaan.
- Herroepbare giften en als bij de gift is bepaald dat deze voor inkorting vatbaar is. Deze giften worden als vrijblijvende giften beschouwd. Om die reden heeft de wetgever ervoor gekozen ook deze ongeacht de datum van de gift te moeten bijtellen om te komen tot de legitimaire massa.
- Giften die ertoe bestemd zijn om pas na het overlijden van de erflater ten volle te worden genoten. Een voorbeeld hiervan is een gift onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. Ook een dergelijke gift heeft een vrijblijvend karakter, waardoor ongeacht het tijdstip bijtelling moet plaatsvinden.[4]
- Alle giften, wanneer ook gedaan aan afstammelingen die zelf tevens legitimaris zijn of als een afstammeling van hen legitimaris is. Dit is uiteraard de belangrijkste categorie; alle giften, wanneer ook gedaan, aan een of meer van de kinderen. Dat houdt in dat een legitimaris er ook belang bij heeft om zeer lang geleden gedane giften in kaart te brengen. Het spreekt voor zich dat de legitimaris daarbij de bewijslast heeft, en dat de bewijsnood voor zijn/haar rekening komt.
- Alle andere giften – uitgezonderd de gebruikelijke, niet bovenmatige – die binnen vijf jaar voor overlijden zijn gedaan.
Bedreiging door breukdelengemeenschap
Zoals hiervoor aangegeven, kan de breukdelengemeenschap een regelrechtebedreiging vormen voor kinderen uit een samengesteld gezin. Een voorbeeld om dit te demonstreren.
Voorbeeld 2
Fons en Carla zijn op latere leeftijd getrouwd. Fons heeft een zoon Peter uit zijn eerste huwelijk, en Peter is niet comfortabel met Carla. Dat zit Fons danig dwars; hij overweegt dan ook om zijn huwelijkse voorwaarden met Carla aan te passen. Hij en Carla sluiten hun volledige vermogen (zij bezitten ieder € 1.000.000) in een algehele gemeenschap in en komen een breukdelengemeenschap overeen, waarbij Fons een aandeel van 10% heeft en Carla 90%. Zowel Fons als Carla verkeert in blakende gezondheid. Het vermogen van Fons, en daarmee zijn potentiële nalatenschap, gaat hierdoor omlaag van € 1.000.000 naar € 200.000. Tegelijkertijd maakt hij een testament, waarbij hij Peter en Carla ieder voor 50% als erfgenaam benoemt en de wettelijke verdeling bevestigt. Peter krijgt dan na Fons’ overlijden een vordering die bij leven van Carla niet opeisbaar is. Oók niet als hij de legitieme portie opeist.[5]
Hoe hoog is Peters legitieme portie?
Dat is nu de grote vraag. Als Peter met succes kan stellen dat de wijziging van de huwelijkse voorwaarden civielrechtelijk als een gift van Fons aan Carla moet worden aangemerkt, met het vooruitzicht dat Peter als legitimaris hierdoor is benadeeld, zou deze gift voor de berekening van de legitimaire massa moeten worden bijgeteld. Zijn legitieme portie blijft dan 50% van 50% van € 1.000.000, ofwel € 250.000. Is dat niet het geval, dan wordt zijn legitieme portie 50% van 50% van € 200.000 = € 50.000. Zijn erfdeel is dan 50% van € 200.000, ofwel € 100.000; dus meer dan zijn legitieme portie.
Hoge Raad inzake breukdelengemeenschap
Op 16 februari 2024 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan inzake de toepassing van fraus legis bij het vormen van een breukdelengemeenschap.[6] Het betrof dus een fiscale zaak. Daarbij ging het om een echtpaar zonder kinderen, die hun gemeenschap van goederen kort voor overlijden van de man hadden omgezet van een 50/50-verhouding naar een 10/90-verhouding. In zijn uitspraak heeft de Hoge Raad aangegeven dat in fiscale zin fraus legis niet ondenkbaar is. Maar de Raad heeft echter ook bevestigd, in lijn met oude jurisprudentie[7], dat van een schenking (in civielrechtelijke zin) geen sprake was. De aloude redenering hierbij is dat het een onvoltooide vermogensverschuiving is. Immers, bij het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden is onbekend wat de omvang van de goederengemeenschap is bij het beëindigen daarvan. Fons en Carla kunnen dan wel tot de bedelstaf zijn geraakt, in welk geval er geen vermogen overgaat op Carla.
Voor Peter is dit een hard gelag. Zijn vader kan gehakt maken van zijn legitieme portie en hij kan daar niks aan doen. Het is uiteraard de vraag of dit standpunt ook in een procedure standhoudt en of de wetgever dan gaat ingrijpen. Maar op voorhand ziet het er niet goed uit. Peter doet er goed aan om bij zijn eerstvolgende bezoek een bloemetje mee te nemen.
Mr. Erik Tops is verbonden aan Fiscount als fiscalist/estate planner.
[1] Onwaardig is iemand die een misdrijf jegens de erflater heeft begaan, dan wel de erflater heeft gedwongen of belemmerd om een testament op te stellen.
[2] Zie BW art. 4:64 en 4:10-1-a.
[3] Zie BW 4:126, dit zijn giften die bedoeld zijn om pas na overlijden van de erflater te worden uitgevoerd.
[4] Niet te verwarren met een quasi-legaat zoals een onderhandse schuldigerkenning. Deze wordt ook gecorrigeerd – niet door deze bij te tellen, maar door de schuld niet in aftrek toe te laten (zie BW art. 4:65).
[5] Daartoe neemt Fons een verwijzing in zijn testament op naar BW art. 4:82.
[6] ECLI:NL:HR:2024:239
[7] Dit betreffen de standaardarresten uit 1959 en 1971.
Menno zegt
Prima artikel. Kleine kanttekening: de Hoge Raad is een “hij”.