
Stel, jouw holding koopt in Duitsland een Audi RS5 cabriolet voor een bedrag van € 48.319. Wegens schade kan er niet met de auto worden gereden. Na twee maanden is de schade hersteld voor € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting). Inclusief BPM komt de Audi op € 82.888 (exl. Omzetbelasting). De holding trekt in het bewuste kwartaal € 10.147 als voorbelasting af. Twee maanden later wordt de herstelde (zakelijke) Audi aan de eigenaar van de holding verkocht voor €15.000. Het waardeverschil, zo’n €60.000, wordt gezien als een verkapte dividenduitkering. Hoe denk je dat de belastinginspecteur hierop zal reageren?
Naheffing
Nou, dat bleek onlangs in de rechtszaal. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op van € 12.251, een vergrijpboete van € 6.125 en € 2.304 aan belastingrente. De zaak loopt al een tijd. De feiten dateren uit 2014 en 2015, de rechtszaak in eerste aanleg vond plaats in juli 2023. De inspecteur redeneerde dat de verkapte dividenduitkering van netto € 60.000 deel uitmaakte van de vergoeding voor de levering van de auto. Daarnaast stelde de inspecteur dat er sprake was van misbruik van recht: de transacties hebben geleid tot een minimale belastingdruk op de auto, waardoor het particuliere eindverbruik nauwelijks is belast.
De rechtbank ging hierin mee. De holding had de auto eind augustus 2014 aangeschaft en begin januari 2015 doorverkocht aan de eigenaar van de holding, de belastingadviseur/AA. Omdat de verkoopprijs laag was, €15.000, leverde dit een belastingvoordeel op. Dit, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de rechtbank aan dat de transacties waren ingegeven door de wens om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en belastingvoordeel te verkrijgen. De rechtbank nam in zijn oordeel ook mee dat de holding in 2017 en 2018/2019 soortgelijke handelingen had verricht.
Beide partijen gingen in hoger beroep. Aan de standpunten was niets veranderd. Dus nu was het aan het meervoudige belastingkamer om een oordeel te vellen. Net als in eerste aanleg kreeg de inspecteur deels gelijk en deels ongelijk. Om met dat laatste te beginnen: de inspecteur stelde dat de verkapte dividenduitkering onderdeel was van de verkoopprijs van de auto, ondanks dat deze prijs ongebruikelijk laag is. Volgens de inspecteur is de vergoeding in de omzetbelasting een subjectief begrip, en hoewel de factuurprijs laag was gezien de waarde van de auto, moesten partijen volgens de inspecteur kennelijk een lagere prijs hebben vastgesteld. De rechtbank vond echter dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een formeel dividend dat niet in verband met de levering van de auto was uitgekeerd.
Misbruik van recht
Maar wat betreft het misbruik van recht, steunde de meervoudige belastingkamer de inspecteur wel. Dit misbruik houdt in dat de eiseres door een samenstel van rechtshandelingen de maatstaf van heffing voor de auto zodanig heeft verlaagd dat slechts een fractie van de omzetbelasting op de auto drukt. Deze constructie is in strijd met de doelstellingen van de Richtlijn 2006/112/EG (Btw-richtlijn) en de Wet OB. Dit standpunt wordt ondersteund door eerdere uitspraken, zoals in de zaak Weald Leasing Ltd. (HvJ EU 22 december 2010, C-103/09), waarin ook werd geoordeeld dat een te lage prijs misbruik van recht kan veroorzaken.
De holding betwiste dat er sprake was van misbruik van recht, omdat zij steldse dat er zakelijke argumenten ten grondslag lagen aan de aanschaf en verkoop van de auto. Een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteiten zo te structureren dat de belastingdruk wordt beperkt, zolang de grenzen van het verbod op misbruik van recht niet worden overschreden, zei de raadsman van de holding, verwijzend naar HvJ EU 21 februari 2006, Halifax plc, e.a., C-255/02.
De rechtbank concludeerde dat er in dit geval wel degelijk sprake was van misbruik van recht. De aanschaf van de auto voor € 48.319 en de daaropvolgende reparatie- en bpm-kosten resulteerden in een totaalbedrag van € 82.888, terwijl de verkoopprijs aan de dga slechts € 15.000 bedroeg. Dit verschil, gecombineerd met de verkapte dividenduitkering, toonde volgens de belastingkamer aan dat de transacties waren bedoeld om de auto tegen een kunstmatig lage prijs over te dragen en een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke constructies werden beoordeeld: dergelijke handelingen zijn in strijd met de doelstellingen van de Btw-richtlijn en de Wet OB. Om het misbruik van recht te corrigeren, moeten de transacties worden geherdefinieerd zodat de juiste belastingheffing wordt gewaarborgd. De naheffingsaanslag wordt daarom verminderd, maar de verkapte dividenduitkering blijft onderdeel van de vergoeding voor de levering van de auto.
Het betekende dat het vonnis van de eerdere rechtbank werd bevestigd.
Lees hier de uitspraak.
Ja, als je dat doet ben je stapelgek.
Bovendien breng je het controle risico van je cliënten in gevaar, omdat die misschien ook van die zgn slimme trukendozen hebben toegepast.
Wie heeft dit artikel geschreven, echt slecht.