
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft bepaald dat de maritieme dienstverlener slechts in één geval te laat was met het delen van koersgevoelige informatie. De aanvankelijke boete van 2 miljoen euro, opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM), is daarom verlaagd naar 675.000 euro.
Omkopingsschandaal
De zaak vloeit voort uit een groot omkopingsschandaal waarbij handelsagenten van SBM Offshore steekpenningen betaalden om lucratieve contracten binnen te halen bij staatsoliebedrijven, onder meer in Brazilië. Tussen 2012 en 2014 ontving SBM meerdere signalen over mogelijke corruptie, maar de onderneming deelde die informatie niet direct met de buitenwereld. De AFM stelde dat SBM in vier gevallen belangrijke koersgevoelige informatie – voorwetenschap – had achtergehouden, wat in strijd is met de wet.
Meldplicht
Na eerdere juridische procedures oordeelde het CBb nu dat SBM Offshore slechts in één geval nalatig was in haar meldplicht. De toezichthouder had onvoldoende aangetoond dat het bedrijf in alle vier de gevallen had moeten voorzien dat omkoping daadwerkelijk zou worden vastgesteld.
Een van de kernpunten in de zaak betrof de uitsluiting van SBM Offshore door de Braziliaanse oliemaatschappij Petrobras bij twee aanbestedingen in 2014. Volgens de AFM had SBM deze informatie onmiddellijk openbaar moeten maken. SBM bracht echter pas vier dagen later een persbericht uit. Het CBb oordeelde dat dit te laat was en dat SBM de bekendmaking van deze koersgevoelige informatie niet had mogen uitstellen.
De uitspraak van het CBb is definitief en daarmee is de juridische strijd over de boete beslecht.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2025:73
Geef een reactie