De meerderheid van de Nederlandse bevolking ziet werken als een maatschappelijke plicht en vindt het geen vrije keuze. Dat blijkt uit een vandaag gepubliceerd onderzoek van het CBS naar het arbeidsethos.
Werk vervult een belangrijke rol in het leven van Nederlanders. Toch is werken voor velen geen vrije keuze en wordt het door de meerderheid van de bevolking als een maatschappelijke plicht gezien. Uit het onderzoek van het CBS blijkt dat werken niet altijd het belangrijkste aspect in het leven is. Dit heeft onder andere te maken met het belang dat men hecht aan vrije tijd en andere aspecten in het leven dan werk.
Mannen vs vrouwen
Mannen hebben gemiddeld een wat sterker arbeidsethos dan vrouwen. Mannen vinden vaker dan vrouwen dat werken op de eerste plaats moet komen, ook als dat minder vrije tijd betekent. Ook vinden mannen vaker dat je bereid moet zijn om hard te werken als je van het leven wilt genieten. De meeste vrouwen werken deeltijds en willen ook liever – onder meer vanwege zorgtaken – niet fulltime werken. Mannen werken doorgaans voltijds en hechten meer belang aan een baan en een eigen inkomen dan vrouwen.
Laagopgeleid vs hoogopgeleid
Opleidingsniveau en arbeidsethos zijn negatief aan elkaar gerelateerd: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe zwakker het arbeidsethos. Laagopgeleiden hebben met 72 procent het hoogste arbeidsethos, en dat loopt af tot 56 procent bij de hoogopgeleiden.
Leeftijdseffect
Niet-westerse allochtonen hebben een zwakker arbeidsethos (57 procent) dan westerse allochtonen (60 procent) en autochtonen (64 procent). Dit verschil verdwijnt echter wanneer rekening gehouden wordt met leeftijd. Niet-westerse allochtonen zijn gemiddeld jonger dan westerse allochtonen en autochtonen, en jongeren hebben een zwakker arbeidsethos dan ouderen. Er is dus sprake van een leeftijdseffect.
Nederlands hervormden
Mensen die zichzelf niet tot een kerkelijk gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekenen hebben een zwakker arbeidsethos (59 procent) dan mensen die dat wel doen (67 procent). Onder mensen met een kerkelijk gezindte hebben Nederlands hervormden het hoogste arbeidsethos (74 procent). Rooms-Katholieken, gereformeerden en PKN-ers hebben met zo’n 68 procent een even sterk arbeidsethos.
Werkend vs niet-werkend
Over het algemeen hebben mensen zonder betaald werk een sterker arbeidsethos (69 procent) dan mensen met betaald werk (60 procent). Een verklaring hiervoor is dat gepensioneerden een zeer sterk arbeidsethos hebben (82 procent). Als alleen wordt gekeken naar 18- tot 65-jarigen dan is er geen verschil tussen werkenden en niet-werkenden. Evenmin is er een verschil tussen werknemers en zelfstandigen. Werknemers die (veel) plezier in hun werk ervaren hebben een hoger arbeidsethos (62 procent) dan werknemers die geen of minder plezier in hun werk hebben (56 procent). Er is geen verschil in arbeidsethos tussen werknemers die tevreden zijn met hun werk en die dat niet zijn. Ook is er geen verschil tussen werknemers die in vaste dienst zijn en die dat niet zijn. Onder de niet-werkenden hebben mensen die geen eigen inkomen hebben (55 procent) en studenten (56 procent) het laagste arbeidsethos. Dat studenten een relatief laag arbeidsethos hebben, hangt voor een belangrijk deel samen met leeftijd: jongeren hebben over het algemeen een zwakker arbeidsethos dan ouderen. Arbeidsongeschikten (64 procent) en mensen met een bijstandsuitkering (63 procent) hebben een hoger arbeidsethos dan mensen die een andere uitkering ontvangen (59 procent).
Geef een reactie