Tweede Kamerlid Norbert Klein van de fractie Klein heeft het wetsvoorstel flexibilisering ingangsdatum AOW ingediend. In het voorstel wordt het mogelijk het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan.
Het Tweede Kamerlid Klein pleit voor meer keuzevrijheid voor mensen. De vrijheid om zelf te kunnen kiezen hoe zij hun leven vorm willen geven. Reden voor het onafhankelijke Kamerlid om een wetsvoorstel in te dienen om het ouderdomspensioen op een zelf gekozen moment in te laten gaan. Wanneer personen slechts de mogelijkheid krijgen aangeboden om voltijds door te gaan met werken of geheel te stoppen, is de neiging groter om te kiezen voor het geheel stoppen, dan wanneer de mogelijkheid bestaat om geleidelijk minder te gaan werken. Daarom biedt het wetsvoorstel ook de mogelijkheid om het ouderdomspensioen gedeeltelijk op te nemen, waardoor aangesloten kan worden bij het gewenste arbeidspatroon. Dit flexibeler systeem van pensionering houdt in dat de AOW-leeftijd fungeert als spilleeftijd. Hierdoor blijft deze AOW-leeftijd een belangrijke scheidslijn in de sociale zekerheid. Het is de leeftijd waarop men de maximale AOW-opbouw heeft gerealiseerd. Verder wordt van mensen niet langer verwacht dat zij via arbeid in het inkomen voorzien. Zo ontbreekt de arbeidsverplichting voor mensen met een bijstandsuitkering die de AOW-leeftijd hebben bereikt.
Later opnemen pensioen
Klein stelt voor de mogelijkheid van het later laten ingaan van het AOW-pensioen zo snel mogelijk te introduceren. Volgens het Tweede Kamerlid kan deze maatregel het langer doorwerken na de AOW-leeftijd stimuleren. Het later laten ingaan van het AOW-pensioen is mogelijk tot maximaal 5 jaar na de dag waarop men de AOW-leeftijd heeft bereikt. Het later ingaan van het AOW-pensioen leidt tot een vaste verhoging van het bruto AOW-pensioen van 6,5% voor elk jaar dat het AOW-pensioen later ingaat.
Eerder opnemen pensioen
Wanneer doorwerken niet mogelijk of wenselijk is, kan men ervoor kiezen het AOW-pensioen op te nemen vóór de AOW-leeftijd. Dit kan in deeltijd. Het AOW-pensioen kan maximaal vijf jaar eerder ingaan. De restrictie dat het AOW-pensioen niet eerder kan ingaan dan de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, geldt hier niet. Bij de berekening van het kortingspercentage zal worden uitgegaan van hetzelfde percentage (6,5%) dat bij het later laten ingaan van het AOW-pensioen wordt gehanteerd. Anders dan bij het later laten ingaan wordt dit percentage niet toegepast op het bruto AOW-pensioen, maar op het netto AOW-pensioen. Omdat de pensioengerechtigde tot de AOW-leeftijd over zijn inkomen AOW-premie is verschuldigd en na de AOW-leeftijd niet meer, zou het toepassen van een korting van 6,5% over het bruto AOW-pensioen er toe leiden dat het netto inkomen vóór de AOW-leeftijd flink zou afwijken van het netto-inkomen ná de AOW-leeftijd. In plaats daarvan wordt de korting van 6,5% daarom toegepast op het
netto AOW-pensioen. Daartoe wordt het op het netto AOW-pensioen toe te passen kortingspercentage via de gangbare systematiek van de netto-netto-koppeling (die wordt gebruikt om de hoogte van het AOW-pensioen vast te stellen) vertaald in een op het bruto AOW-pensioen toe te passen percentage. Verder wordt de AOW-gerechtigde tot het bereiken van de AOW-leeftijd gecompenseerd voor de AOW-premie die hij over zijn AOW-pensioen moet betalen. Dit gebeurt door het AOW-pensioen, na toepassing van de korting, te verhogen met een compensatie voor te betalen AOW-premie.
Gegeven het huidige belasting- en premie-regime zou het op het bruto AOW-pensioen toe te passen kortingspercentage circa 7,2% bedragen voor elk jaar dat men eerder stopt met werken. Een korting van circa 7,2% op het bruto bedrag komt gemiddeld genomen overeen met een korting van 6,5% per eerder in te gaan jaar op het netto pensioen. Net als bij uitstel van het AOW-pensioen wordt het kortingspercentage naar rato geïnterpoleerd en geëxtrapoleerd. Het AOW-pensioen een half jaar eerder opnemen leidt dus tot een verlaging van 3,6%, en twee jaar eerder opnemen tot een verlaging van 14,4%.
Compensatie betaalde AOW-premie
Over het ontvangen AOW-bedrag is, totdat de geldende AOW-leeftijd is bereikt, 17,9% AOW-premie verschuldigd. Hiervoor wordt gecompenseerd in de vorm van een hoger AOW-pensioen. Deze compensatie is tijdelijk en geldt alleen voor de periode dat het AOW-pensioen eerder is ingegaan. Op deze wijze ondervindt men bij het eerder opnemen van het AOW-pensioen geen nadeel van de AOW-premieheffing die geldt vóórdat de AOW-leeftijd is bereikt.
Opname in deeltijd
Het eerder of later opnemen van het AOW-pensioen in deeltijd kan in stappen van 10% plaatsvinden. Men kan het gewenste deeltijdpercentage aangeven bij de SVB. Het is mogelijk om een gedeeltelijk eerder ingegaan AOW-pensioen te verhogen. Ook is het mogelijk om een vanaf de AOW-leeftijd gedeeltelijk ingegaan AOW-pensioen te verhogen. Gedeeltelijk AOW-pensioen kan alleen ingaan op de dag van de maand waarop men zijn verjaardag heeft.
Relatie tot onvolledige AOW-pensioen
De verhoging of verlaging van het AOW-pensioen vindt plaats op het geheel van het bruto later of eerder uit te keren bedrag. Voor de hoogte van het AOW-pensioen worden de opbouwjaren tot aan de AOW-leeftijd wel meegeteld. Voor mensen die het AOW-pensioen eerder opnemen, betekent dit dat zij op het moment van aanvragen nog niet alle opbouwjaren kunnen hebben volgemaakt. Deze opbouwjaren worden fictief toegevoegd, als de persoon op het moment van ingaan van de vervroegde AOW verzekerd is voor de AOW. Er wordt in ieder geval na het bereiken van de AOW-leeftijd nagegaan of deze mensen de fictieve opbouwjaren ook daadwerkelijk verzekerd waren. Indien, al voordat de AOW-leeftijd is bereikt, blijkt dat mensen niet meer verzekerd zijn, bijvoorbeeld bij vertrek naar het buitenland, dan zal de SVB het eerder ingegane AOW-pensioen direct aanpassen aan het daadwerkelijk bereikte aantal verzekerde jaren. Overigens betekent dit dat het eerder ingegane AOW-pensioen met terugwerkende kracht tot en met de eerdere ingangsdatum zal moeten worden aangepast. Voorkomen wordt hiermee dat de herberekening pas plaatsvindt na het bereiken van de AOW-leeftijd en dat op dat tijdstip grote bedragen zouden moeten worden teruggevorderd. Voorkomen wordt dat buitenlandse pensioengerechtigden door het eerder laten ingaan van hun AOW-pensioen extra (fictieve) opbouwjaren zouden kunnen realiseren die zij, omdat zij in het buitenland wonen, niet zouden realiseren als zij het AOW-pensioen op de AOW-leeftijd zouden laten ingaan. Mensen die het AOW-pensioen later laten ingaan, bouwen ook AOW op tot aan de AOW-leeftijd. Wanneer mensen het AOW-pensioen later laten ingaan levert dit dus geen extra AOW-opbouw op. In de uitvoeringspraktijk vindt eerst vaststelling van het recht op AOW-pensioen plaats. Daarbij worden eventuele niet verzekerde tijdvakken in ogenschouw genomen. Dat betekent dat voor elk jaar dat men niet verzekerd is geweest voor de AOW, er een korting van 2% plaatsvindt op het AOW-pensioen. Daarna wordt op het aldus verkregen totale bruto bedrag de verhoging met het voor het individu toepasselijke verhogingspercentage toegepast.
Bij het starten van de flexibele AOW moet men structureel over een zeker minimaal netto inkomen kunnen beschikken op het moment dat het AOW-pensioen eerder ingaat.
Uitkeringslasten
De mogelijkheid om het AOW-pensioen naar voren te halen leidt op korte en middellange termijn tot hogere uitkeringslasten voor de AOW. Echter, op de lange termijn zullen de effecten beperkter zijn, omdat bij het eerder en later opnemen van het AOW-pensioen sprake is van respectievelijk een korting en een verhoging.
Geef een reactie