De feitelijk bestuurder en niet een katvanger moet opdraaien voor een belastingschuld. Dat heeft het Gerechtshof Den Bosch bepaald. Deze zaak draaide om een failliete autohandelaar met belastingschulden. De ‘gewezen’ directeur kwam na het faillissement in dienst bij een andere B.V., waar hij zijn werk voortzette. Toen hij door de Belastingdienst persoonlijk aansprakelijk werd gesteld voor de oude belastingschuld, weigerde hij die te betalen.
Formeel was de autohandelaar geen bestuurder meer. Volgens het Hof was aangetoond dat de man zich na zijn aftreden als bestuurder bezighield met dezelfde werkzaamheden als vóór zijn aftreden. Weliswaar stond het bedrijf na het faillissement formeel op naam van een gepensioneerd monteur, maar die gaf later duidelijk aan dat hij ‘gebruikt’ was door de man die werkelijk aan de touwtjes trok. De katvanger had geen bezittingen waar verhaal op mogelijk was. Bij de aankoop van de aandelen kreeg de gepensioneerde oud-werknemer vooraf €800 van belanghebbende, een bedrag dat tijdens de aandelenoverdracht bij de notaris weer op tafel kwam en werd overhandigd als ‘aankoopsom’.
Weinig veranderd
Een administratief medewerkster van autohandel bevestigde tegenover de inspecteur dat het beestje op papier van naam wisselde, maar dat er verder er weinig aan de gang van zaken veranderde. Ze werkte na het faillissement verder vanuit de tot kantoor omgebouwde garage van de oorspronkelijke bestuurder. Toen de vrouw te horen had gekregen dat er geen werk meer voor haar was, kreeg ze een door haar voormalige baas getekende vaststellingsovereenkomst. Voor de vorm stond daaronder dat die in opdracht van de gepensioneerde ex-monteur was opgesteld. Ook de vrouw beaamde dat de oorspronkelijk DGA de feitelijke bestuurder was; hij bemoeide zich met zo’n beetje alles, van inkoop en personeelsbeleid tot de boekhouding, het betalingsverkeer, de verkoop van auto’s en de klachtafhandeling.
Nepbrief
Tussentijds kwam de gefailleerde autohandelaar nog op de proppen met een nepbrief van de Belastingdienst. In de brief stond dat de aansprakelijkstelling werd ingetrokken en dat belanghebbende niet meer in privé zou worden aangesproken voor de openstaande belastingschuld van de B.V. In de brief ontbrak het echtheidskenmerk, het zogenoemde ‘v’-teken, en er werd in verwezen naar een niet‑bestaande beschikking aansprakelijkstelling. Of de autohandelaar de brief zelf had vervalst of iemand ander, doet er volgens het Hof niet toe. Het Hof was – evenals eerder de Rechtbank – van oordeel dat de niet betaling van de verschuldigde belasting het gevolg was van aan belanghebbende te wijten onbehoorlijk bestuur. Uitkomst van het hoger beroep was dat de man door de Belastingdienst terecht aaansprakijk werd de gesteld voor de belastingschulden.
Geef een antwoord