Bonje in het familiebedrijf en om die reden uit elkaar. Een vrouw die voor de helft eigenaar was van een juwelierszaak wilde graag van haar broer af, tevens mede-eigenaar. Hij liet naar haar mening een rekening-courantschuld onverantwoord hoog oplopen. Zij deed voor Rechtbank Gelderland met succes een beroep op de (splitsings)vrijstelling van art. 15-1-h Wet BRV, voor de Vpb- en de IB-heffing.
De juwelierszaak was gevestigd in een pand dat eigendom was van een vennootschap van de broer. Onder de verwevenheden kon beter een streep gezet worden, kwamen de twee overeen, en zij besloten zakelijk uit elkaar te gaan. In de toelichting op het splitsvoorstel zijn als redenen voor de splitsing vermeld: vereenvoudiging van de bedrijfsvoering en de organisatie, alsmede ‘flexibilisering’. De rechtbank moest beoordelen of de slechte relatie een zakelijke overweging was en een reële bedreiging voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.
Bestuursvacuüm
Rechtbank Gelderland vond wel dat de ‘ruziesplitsing’ was ingegeven door zakelijke overwegingen. Het doel dat de zus wilde bereiken, was het opheffen van een bestuursvacuüm doordat de twee elkaar voortdurend dwarsboomden en in een houdgreep hadden. Het belang van de vrouw was het opheffen van dat vacuüm was en niet directe aandeelhoudersbelangen of het ontwijken van (overdrachts)belasting. Het stond haar vrij de fiscaal meest voordelige route te kiezen, aldus de rechtbank. Een naheffingsaanslag werd vernietigd.
Ook interessant voor u. Cursus Varia IB en Vpb door Chris Dijkstra op 12 november.
Geef een reactie