De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is in 2018 verder gestegen naar 65 jaar. Dat is bijna 5 maanden hoger dan in 2017, meldt het CBS. Inmiddels gaat nog maar 34% van de werknemers voor zijn 65e met pensioen. Dat was in 2006 nog 88%.
Tot en met 2006 was de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers circa 61 jaar. Nieuwe regelgeving en de verhoging van de AOW-leeftijd zorgde voor een snelle stijging. In 2018 lag de AOW-gerechtigde leeftijd op 66 jaar: gemiddeld stopt een werknemer dus met werken een jaar voordat hij zijn AOW krijgt. Het aantal werkende 55-plussers is tussen 2006 en 2018 bijna verdubbeld naar ruim 1,3 miljoen. Het aantal werkende mensen tussen de 60 en 65 is zelfs verviervoudigd en de werkende 65-plussers zijn inmiddels 81.000 man en vrouw sterk, tegen nog 9.000 in 2006. Een ruime meerderheid (58%) van de werknemers die in 2018 met pensioen gingen, was 65 of 66 jaar. Die groep maakte in 2006 nog 10% van de pensionerenden uit. Het aandeel 66-jarigen onder de werknemers die met pensioen gingen nam in 2018 toe tot 38%.
Accountant werkt drie jaar langer door
Wie nog voor zijn 65e met pensioen wil, kan het beste werken in de zorg, energie, overheid en onderwijs: daar zwaait de werknemer al met 64 en een half jaar af. Boeren werken lang door: in de agrarische sector staat de pensioenleeftijd op 66 jaar. Accountants maken deel uit van de sector specialistische zakelijke dienstverlening. In die groep is de gemiddelde pensioenleeftijd 65,3 jaar: er wordt ruim 3 jaar langer doorgewerkt dan in 2006. Financieel dienstverleners gingen vorig jaar gemiddeld nog net voor hun 65e met pensioen.
Over het algemeen gaan mensen met een lagere opleiding het laatst met pensioen: met 65 jaar en 6 maanden. Werknemers met een hoog opleidingsniveau gingen gemiddeld op een leeftijd van 64 jaar en 10 maanden met pensioen.
Geef een reactie