Het accountantskantoor van een failliet transportbedrijf moet in de nasleep van het faillissement ruim € 30.000 aan ontvangen betalingen terugstorten aan de curator. Daar komen nog vergoedingen voor proces- en beslagkosten bovenop. Het kantoor – IJssel Accountants uit Rotterdam – heeft ten onrechte betalingen ontvangen toen de transporteur het faillissement al had aangevraagd, oordeelt de Rotterdamse rechter.
Centraal in de uitspraak staat een belastingconsulent en register-belastingadviseur die voor het kantoor werkte en beweerde niet van de faillissementsaanvraag, in augustus 2016, op de hoogte te zijn geweest. Het gaat om transportbedrijf Baris Cargo Services (BCS), dat uiteindelijk in november 2016 failliet is verklaard, krap een maand nadat ook zusterbedrijf Nesselande Logistics was omgevallen. De rechter acht bewezen dat de man wist dat het faillissement van BCS was aangevraagd, toen op 14 augustus een betaling aan het accountantskantoor werd gedaan. De curator heeft aangetoond dat hij op 8 augustus een pdf-bestand heeft opgeslagen waarin onder meer een brief is opgenomen met een verzoek tot faillietverklaring. De verdachte had eerder verklaard dat hij pas eind augustus 2018 via een collega hoorde dat het faillissement was aangevraagd. ‘De rechtbank gaat ervan uit dat het geheugen van [de man] hem hier in de steek laat.’
Bevoordeling
De curator heeft de betaling aan IJssel Accountants vernietigd. Het accountantskantoor betoogt dat daarmee een factuur van 1 juli is betaald. Tegelijk zijn vele andere crediteuren betaald, zodat van benadeling van andere schuldeisers geen sprake was. Maar de rechter vindt van wel. ‘Door het doen van die betaling werd [het accountantskantoor] bevoordeeld boven andere crediteuren die niet werden betaald. Dat er behalve [het accountantskantoor] mogelijk ook bepaalde andere crediteuren werden betaald doet, wat er ook zij van die stelling, daar niet aan af. Ook zij werden in dat geval bevoordeeld boven de crediteuren die niet werden voldaan.’ Zo kreeg de Belastingdienst op 2 juni voor het laatst een betaling overgemaakt, terwijl er nog ruim een ton te vorderen was. Daarnaast overweegt de rechter dat bij IJssel bekend moet zijn geweest dat de situatie van het bedrijf uitzichtloos was.
Leveranciers betaald via accountant
Verder is in oktober nog ruim € 26.000 via een bankrekening van zusterbedrijf Nesselande overgeboekt naar IJssel Accountants. Dat bedrag was nodig voor de bedrijfsvoering, aldus het kantoor, en er kon vanaf de bankrekening niet worden gepind. Daarom heeft het accountantskantoor leveranciers met dat bedrag betaald. ‘Uiteraard stond het [het accountantskantoor] vrij om uit eigen middelen betalingen te verrichten aan wie zij wenste, maar in de gegeven omstandigheden stond het haar niet (meer) vrij om door BCS aan zich te laten vergoeden de door [het accountantskantoor] aan zichzelf en aan eventuele derden verrichte en in de toekomst nog te verrichten betalingen.’
Feiten niet volledig en naar waarheid aangevoerd
De rechter constateert verder dat er tegenstrijdige beweringen zijn gedaan over het bestaan van meer opdrachtgevers, terwijl dat uit de administratie niet is gebleken. ‘De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet tot een andere conclusie komen dan dat [het accountantskantoor en daaraan gelieerde bedrijven] in deze procedure hebben gehandeld in strijd met hun uit artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voortvloeiende verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Daaraan verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat in beginsel niet kan worden vertrouwd op de juistheid van door [het kantoor] ingenomen stellingen.’
Het faillissementsverslag van de curator laat zien dat de banden tussen accountant en transportbedrijf erg nauw waren: sinds april 2016 was IJssel Finance enig aandeelhouder. De curator beschrijft de administratie van BCS als ‘een kartonnen doos met facturen en bonnetjes’. Een kasboek en contact geld ontbraken.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2019:6451
Geef een reactie