Een assistent-accountant die een gevoelige overstap maakte naar de concurrent in Spijkenisse om daar accountant te worden. Het leidde tot juridische procedures tot aan het gerechtshof, aangezien zijn voormalige werkgever het er niet bij liet zitten.
De assistent-accountant overtrad niet het in zijn contract opgenomen concurrentiebeding door over te stappen naar het nieuwe accountantskantoor in Spijkenisse dat twee van zijn voormalige werkgevers waren opgestart, oordeelt het Gerechtshof Den Haag. Mogelijk deed hij dat wel door in zijn nieuwe functie als accountant klanten van zijn voormalige werkgever actief te benaderen. Het Hof vindt althans dat die voormalige werkgever daarover voldoende naar voren heeft gebracht om te worden toegelaten tot nadere bewijslevering.
De assistent-accountant was sinds 1998 in dienst bij een accountantskantoor in Spijkenisse, dat aanvankelijk nog een administratiekantoor was. In zijn arbeidscontract was een concurrentiebeding opgenomen. In 2017 besloten de drie vennoten uit elkaar te gaan, waarna twee van hen een nieuw accountantskantoor begonnen in Spijkenisse. De andere vennoot zette aanvankelijk het oude kantoor in dezelfde plaats voort, maar verkocht een jaar later de aandelen aan AMRS Holding B.V. Bij brief van 9 september 2014 zegde de assistent-accountant zijn arbeidsovereenkomst op per 31 oktober 2014. Daarna trad hij als accountant in dienst bij de twee vennoten die voor zichzelf waren begonnen.
Kantonrechter
De twee personen achter AMRS Holding lieten het daar niet bij zitten en spanden een zaak aan bij de kantonrechter in Rotterdam. Daar verweten ze de voormalig assistent-accountant dat hij na zijn uitdiensttreding was gaan werken bij een werkgever die niet alleen is gevestigd binnen de verboden straal van 30 kilometer, maar ook een (voormalige) cliënt was. Ook zou hij tijdens zijn oude dienstbetrekking werkzaamheden hebben verricht voor klanten zonder de daarmee gegenereerde omzet via zijn toenmalige werkgever te laten lopen en die daarmee tijdens het dienstverband verboden concurrentie hebben aangedaan. Na zijn uitdiensttreding zou hij cliënten en voormalige cliënten van zijn voormalige werkgever zijn gaan bedienen en benaderen.
De kantonrechter verwierp echter het verweer ten aanzien van de gelding van het concurrentiebeding en onderzocht vervolgens, uitgaande van de geldigheid van dat beding, de verweten overtredingen. De kantonrechter oordeelde echter dat deze onvoldoende waren onderbouwd of inhoudelijk ongegrond waren en wees alle vorderingen af.
Geldigheid concurrentiebeding
Over de geldigheid van het in artikel 5 van zijn arbeidscontract opgenomen concurrentiebeding beriep de voormalig assistent-accountant zich op de door de Hoge Raad in zijn ‘AVM-arresten’ (HR 5 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2221 en AZ2224.) gegeven regel dat een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen indien sprake is van een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Wordt bij het “zwaarder gaan drukken” het concurrentiebeding niet opnieuw schriftelijk vastgelegd, dan komt het beding geheel of gedeeltelijk te vervallen in de zin dat het zijn geldigheid verliest. Volgens de voormalig assistent-accountant deed deze situatie zich hier voor nu hij eind 2006 de functie van kantoorleider was gaan bekleden.
Het hof merkt allereerst op dat het beding van artikel 5 de werknemer zowel tijdens als na het dienstverband beperkingen oplegt. Deze constatering is van belang, omdat de door de Hoge Raad gegeven regel slechts geldt voor zover sprake is van een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW, derhalve van een beding dat de werknemer beperkt in zijn mogelijkheden om na het einde van zijn dienstverband ‘op zekere wijze werkzaam te zijn’. Een verbod tot concurrerende handelingen of nevenwerkzaamheden tijdens het dienstverband valt daarmee niet onder de werking van dit artikel en dus ook niet onder het bereik van de AVM-arresten. In zoverre is de kantonrechter dan ook terecht uitgegaan van de geldigheid van het beding van artikel 5, oordeelt het Hof.
Ten aanzien van het deel van artikel 5 dat wel kwalificeert als een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW spreekt het hof uit dat ook in hoger beroep verder tot uitgangspunt wordt genomen dat het beding van artikel 5 steeds haar gelding heeft behouden.
Nieuwe werkgever wel of geen klant van oude werkgever?
Ook in hoger beroep worden echter verder de meeste grieven van de voormalige werkgever afgewezen. Een daarvan kwam bijvoorbeeld op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de nieuwe werkgever niet viel aan te merken als (voormalige) klant van de oude. De voormalig assistent-accountant bestreed dat betoog en voerde aan dat het op zich juist was dat er wel eens betaalde diensten werden verricht, maar dit over en weer gebeurde in de vorm van een soort samenwerking tussen twee collega-accountantskantoren. Dat maakte zijn nieuwe werkgever volgens hem geen klant in de zin van het concurrentiebeding. Naar het oordeel van het hof moet de voormalig assistent-accountant daarin worden gevolgd.
Straal van 30 kilometer
Ook het betoog dat de kantonrechter heeft miskend dat een accountant zich moet ‘vestigen’ en dat voormalig assistent-accountant dat heeft gedaan bij zijn nieuwe werkgever – wier kantoor zich ruim binnen de verboden straal van 30 kilometer bevindt – slaagt niet. De bewoordingen ‘in enige vorm vestigen van een zaak gelijk of aanverwant of gelijkwaardig aan die van werkgever’ en de bewoordingen ‘zich, direct of indirect, financieel in zodanig bedrijf te interesseren’ laten zich niet anders lezen dan een verbod om, kort gezegd, een eigen accountantskantoor te starten of te investeren (bijvoorbeeld door het toetreden als vennoot) in een nieuw of reeds bestaand kantoor. Het in loondienst treden bij een ander kantoor valt daar niet onder.
Klanten voor eigen rekening bediend
Het verwijt dat hij klanten voor eigen rekening zou hebben bediend slaagt ook niet. De voormalige werkgever heeft volgens het Hof onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om haar verwijt meer handen en voeten te geven.
Klanten voormalige werkgever bediend
Alleen met het verwijt dat hij na zijn uitdiensttreding cliënten en voormalige cliënten van zijn voormalige werkgever is gaan bedienen en benaderen kan de voormalige werkgever wellicht nog enig succes behalen. Het Hof vindt dat de voormalige werkgever daarover voldoende naar voren heeft gebracht om te worden toegelaten tot het bewijs dat de voormalig assistent-accountant in de periode van twee jaar na het einde van zijn dienstverband enkele klanten heeft benaderd en/of heeft bediend.
Geef een reactie