Een DGA die nog voor een flink bedrag in het krijt stond bij zijn failliet verklaarde holding, heeft ten onrechte de rente die hij nog van die holding tegoed had, afgewaardeerd wegens oninbaarheid. Dat oordeelt het gerechtshof in Den Haag.
Een DGA van een holding sluit in 2006 privé voor € 4,5 miljoen een rekening-courantkrediet bij een voorganger van Deutsche Bank. Met de lening (rente: 5,7%) financiert hij de voorbereidingskosten van de ontwikkeling en bouw van een golfresort. Dat doet hij door het bedrag weer uit te lenen aan een Franse deelneming van de holding, tegen 5% rente. Over 2013 was de DGA aan de bank zo’n € 200.000 rente verschuldigd; de rente die de DGA aan zijn holding heeft berekend, bedraagt € 190.000. De man heeft begin 2013 een schuld aan de holding van in totaal € 5.605.201. Dat jaar gaat de holding failliet; in 2017 is de DGA zelf aan de beurt. De fiscus is, anders dan de DGA, van oordeel dat de rente die hij nog van de holding kreeg, verrekend kan worden met de schuld in rekening-courant die de DGA aan de holding heeft. Afwaardering wegens oninbaarheid, zoals de DGA heeft opgegeven, is daarom niet aan de orde.
Verrekening was de bedoeling
De zaak komt voor het gerechtshof in Den Haag, maar dat gaat mee in de redenering van de inspecteur: ‘Uit de overeenkomst van rekening-courant blijkt ook dat de DGA en zijn holding de bedoeling hebben gehad om onderlinge vorderingen en schulden direct te verrekenen. Bovendien staat in de overeenkomst van geldlening tussen de DGA en de holding, dat bij faillissement van de holding de rentevordering direct opeisbaar is. Die rentevordering is door de rekening-courantovereenkomst van rechtswege verrekend met de rekening-courantschuld van de DGA aan de holding. Die schuld was hoog genoeg om de rentevordering ook daadwerkelijk te kunnen verrekenen.’
De DGA komt wel onder de verzuimboete uit die de fiscus wegens te late indiening van de aangifte 2013 had opgelegd: de Belastingdienst kan niet aantonen dat de man van het intrekken van eerder verleend uitstel op de hoogte is gesteld.
Uitspraak: Gerechtshof Den Haag, 22 juli 2020
Geef een reactie