De inkomsten van een chauffeur/pakketbezorger (vennoot in een vof) zijn niet aan te merken als winst uit onderneming. De vof is geen vof, stelt het gerechtshof.
16 vennoten onder firma
De chauffeur was tot eind 2006 als postbezorger in loondienst en werkte daarna als post- en pakketbezorger. Hij werkte daar eerst als zzp’er en daarna als vennoot van een daartoe opgerichte vennootschap onder firma. Doel van de vof was ‘voor gezamenlijke rekening en onder gemeenschappelijke naam een koeriers- en pakketbezorgingsdienst uit te oefenen’. Er waren 16 vennoten. Een van hen was ook opdrachtgever van de vof. Hij richtte hiertoe een aparte BV op. In 2013 stapte de chauffeur uit de vof.
De facto in loondienst
Over de jaren 2009 tot en met 2012 legde de belastingdienst hem navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op. De chauffeur had zijn inkomsten gekwalificeerd als ‘winst uit onderneming’, en derhalve zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling verrekend. De belastinginspecteur vond echter dat de chauffeur de facto in loondienst was geweest, omdat één van de vennoten in feite de baas was. Dit maakte dat het belastbare inkomen zo’n twee keer hoger uitkwam dan de bedragen die de chauffeur in zijn aanslagen had vermeld.
Ondernemersrisico
De chauffeur maakte bezwaar tegen de naheffing. Volgens hem was er geen sprake van ongelijkwaardigheid in de vof. Weliswaar was één van de vennoten de formele opdrachtgever, maar deze was niet als enige bevoegd namens de vof op te treden. Hij stelde bovendien ondernemersrisico te hebben gelopen, omdat hij net als de andere vennoten aansprakelijk was. De belastinginspecteur ging niet mee in deze redenatie. De verhoudingen binnen de vof waren wel degelijk ongelijkwaardig. Volgens de inspecteur werkten de chauffeurs in feite voor één van de vennoten, de opdrachtgever. De rechtbank, bij wie de chauffeur de zaak aanhangig maakte, ging mee in het standpunt van de belastinginspecteur. De chauffeur ging in hoger beroep. Maandag deed het Gerechtshof uitspraak.
Kernwoord: samenwerking
Het Hof stelde voorop dat het in deze zaak draait om de vraag wat het civiele recht zegt over de vennootschap onder firma. Een vof is civielrechtelijk aan te merken als een gekwalificeerde vorm van een maatschap. In artikel 7A:1655 van het Burgerlijk Wetboek is de maatschap omschreven als een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te delen. Het element samenwerking brengt mee dat voldaan moet zijn aan de klassieke eis van affectio societatis: uit de inhoud van de overeenkomst dient duidelijk te worden dat de deelnemers de wil hebben op basis van een zekere mate van gelijkwaardigheid met elkaar samen te werken teneinde een bepaald doel te bereiken. Met deze gelijkwaardigheid verdraagt zich niet dat tussen de verschillende personen een verhouding van ondergeschiktheid bestaat. Hierdoor onderscheidt de overeenkomst tot het aangaan van een vennootschap onder firma zich van een arbeidsovereenkomst. Anderzijds is voor het aannemen van een vennootschap onder firma niet vereist dat er volstrekte gelijkwaardigheid tussen de vennoten bestaat; voldoende is dat de vennoten vanuit een min of meer gelijkwaardige positie beogen samen te werken. In dit kader is van belang dat partijen die een overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten. Wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen zij bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen hadden staan, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.
Geen vof volgens Hof
Het hof zag 12 redenen waarom er niet sprake was van een vof in civiel rechtelijke zin. Zo was onder meer belangrijk dat één van de vennoten feitelijk de opdrachtgever van de andere vennoten was. Hij kon ook bindende aanwijzingen geven hoe de chauffeurs het werk dienden uit te voeren. Deze vennoot was als enige bevoegd om voor de vof te handelen en te tekenen, gelden uit te geven en te ontvangen, de vof aan derden en derden aan de vof te verbinden. En vergaderingen waren veredelde werkinstructies.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie