Nog maar weer eens een echtscheidingszaak van een DGA. In dit geval gaat het om een in 2011 gescheiden stel waarvan de man DGA was en pensioen in eigen beheer had opgebouwd. In het kader van de financiële afwikkeling van hun huwelijk is discussie ontstaan rondom de pensioenen. Tijdens een in 2011 gevoerd kort geding wordt overeengekomen dat twee bindend adviseurs worden benoemd ter beoordeling van de vraag wat de aanspraken op pensioen zijn van de ex-echtgenote alsmede welke waarden aan die aanspraken moeten worden toegekend.
Omdat de onenigheid blijft voortduren besluit de rechter in 2014 de man te veroordelen om alvast een bedrag ad € 352.987 te storten op een geblokkeerde rekening op naam van de Pensioen BV, waar het pensioen is ondergebracht.
Op 26 januari 2017 komt de DGA te overlijden.
In een bindend advies dat op 27 maart 2017 is uitgebracht wordt aangegeven dat de ex-vrouw recht heeft op een bijzonder partnerpensioen van € 41.447 en dat de pensioen BV in beginsel verplicht is de benodigde koopsom hiervoor af te storten bij een professionele verzekeraar. Deze koopsom is in alle redelijkheid vastgesteld op € 378.531.
Uit de uitspraak lijkt op te maken dat dit bedrag bepaald is met als uitgangspunt mede het verevende ouderdomspensioen van € 17.746.
In 2018 stelt de ex-vrouw dat niet langer € 378.531 benodigd is om de pensioenaanspraken af te storten maar € 800.000. De rechtbank geeft haar gelijk.
Hoger beroep
In hoger beroep stelt de pensioen BV het niet eens te zijn met deze enorme stijging van de benodigde koopsom en stelt dat de ex-vrouw geen goede verklaring voor het enorme verschil heeft gegeven. Volgens de pensioen BV dient het bindend advies doorslaggevend te zijn.
De bindend adviseurs hebben over de hoogte van de koopsom geen stellige uitspraken gedaan. Over de hoogte van de koopsom geven zij het volgende aan: ‘Dit is slechts een globale en louter theoretische indicatie. Als de verzekeraar bereid zou zijn uitsluitend het nabestaandepensioen te verzekeren, zou de koopsom hiervoor een risico opslag bevatten gezien het feit dat bij een overlijden het sterfteverlies voor de verzekeraar dan niet wordt gecombineerd met een sterftewinst vanwege de vrijval van de pensioenverplichting voor het ouderdomspensioen. Tevens dient bij deze opgave aangetekend te worden dat de benodigde koopsom wordt gebaseerd op actuele rentevoeten waardoor de geldigheid van offertes en opgaven slechts zeer beperkt is. Als er uiteindelijk tot afstorting wordt overgegaan kan de alsdan door de verzekeraar berekende koopsom afwijken van het hiervoor genoemde bedrag.’
Volgens het Hof is voldoende gemotiveerd toegelicht waarom een koopsom van € 800.000 nodig is. Hiertoe zijn vier offertes overgelegd van verzekeraars en een advies van een pensioendeskundige.
Onvoldoende middelen
De pensioen BV geeft vervolgens aan dat zij niet in staat is op om de koopsom € 800.000 te betalen. Het Hof oordeelt echter dat dat standpunt onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd is toegelicht.
Het Hof stelt vervolgens het volgende: ‘Er is al op 8 februari 2011 overeengekomen om bindend adviseurs te benoemen en toen was al sprake van afstorting door de pensioen BV. Op dat moment en tot het overlijden van de DGA was nog van belang dat de afstorting van de koopsom ten behoeve van de ex-vrouw niet mocht betekenen dat er onvoldoende kapitaal in de pensioen BV zou achterblijven om het pensioen van de man te kunnen voldoen (postrelationele solidariteit). Die situatie is sinds het overlijden van de man niet meer aan de orde. De pensioen BV hoeft niet meer met de pensioenbelangen van de man rekening te houden, zodat er meer ruimte en mogelijkheid moet zijn om de koopsom te voldoen.’
Het Hof te Den Bosch oordeelt op 9 februari 2021 dat de ex-vrouw recht heeft op een partnerpensioen van € 41.447 en dat het partnerpensioen bij een verzekeraar moet worden ondergebracht en dat daarvoor € 800.000 nodig is.
Conclusie
Een beetje troebele zaak, maar de conclusie is duidelijk. Geheel in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 9 februari 2007 dient de aanspraak op bijzonder partnerpensioen afgestort te worden bij een professionele verzekeraar. In lijn met het HR-arrest van 14 februari 2020 wordt de af te storten waarde bepaald op het moment van afstorten. Dat deze is gestegen van € 378.000,– naar € 800.000 is deels te verklaren door de verslechtering van de tarieven voor direct ingaande pensioenen maar vermoedelijk toch ook door vooral door het overlijden van de man begin 2017. Op dat moment is immers de pensioenaanspraak ten behoeve van de ex-vrouw gewijzigd van een uitgesteld OP en PP naar een direct ingaand bijzonder partnerpensioen.
David M. Wildemans
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie