
Er bestaat geen wettelijke basis voor de verplichte aanschaf van het inlogmiddel eHerkenning bij een commerciële partij. Dat heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld in een zaak die door een BV was aangespannen. De belastingrechter bepaalt dat het bedrijf over maart 2020 geen loonheffing hoeft te betalen, omdat er geen aangifte kan worden gedaan. Ook de naheffingsaanslag wordt vernietigd.
De BV uit het Gooi deed elk jaar aangifte voor de loonheffing. Tot en met 2019 werd hiervoor ingelogd op de website van de Belastingdienst. Vanaf 2020 kan dit niet meer voor de loonheffing. Om aangifte loonheffing te kunnen doen moeten bedrijven sindsdien bij een commerciële partij eHerkenning aanschaffen.
Weigering
Het bedrijf erkent dat er digitaal aangifte moet worden gedaan, maar stelt dat de Belastingdienst haar niet kan verplichten om eHerkenning aan te schaffen. Uiterlijk 30 september 2020 moest de aangifte door de Belastingdienst zijn ontvangen. De besloten vennootschap deed geen aangifte en ontving daarom op 8 december 2020 over het tijdvak maart 2020 een naheffingsaanslag loonheffing van duizend euro. De BV bleef weigeren om te betalen voor een inlogmiddel en spande een rechtszaak aan over de kwestie.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht (AWR) wel een wettelijke basis zou kunnen bieden voor het verplicht stellen van eHerkenning. Het tweede lid van dit artikel biedt hiervoor immers de mogelijkheid, mits dit bij wettelijk voorschrift wordt voorgeschreven. Nu dit wettelijk voorschrift, te weten de Wet digitale overheid, nog niet in werking is getreden en de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2020 geen wet is, kan artikel 2:16 van de AWR de Belastingdienst geen rechtsgrond bieden voor het verplichten van de BV tot het aanschaffen van eHerkenning bij een commerciële partij om aan haar aangifteplicht te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is eHerkenning geen bericht in de zin van artikel 2:15 van de Awb en artikel 3a van de AWR, maar net als DigiD een inlogmiddel, met behulp waarvan de toegang tot het aangifteportaal van de Belastingdienst mogelijk wordt gemaakt. Nu sprake is van een wettelijke verplichting tot het doen van aangifte, is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid tot het voldoen aan die verplichting kosteloos dient te zijn. Voor het gebruik van eHerkenning dienen sommige aangifteplichtigen, zoals de BV, echter te betalen. De rechtbank constateert dat er geen wettelijke basis voor deze betalingsverplichting bestaat. Daaruit moet worden geconcludeerd dat de ministeriële regeling als bedoeld in het tweede lid van artikel 3a van de AWR geen rechtsgrond kan bieden voor het verplichten van belastingplichtigen tot het aanschaffen van eHerkenning bij een commerciële partij. Gelet daarop heeft de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 maart 2020 dan ook geen rechtsgeldige werking. Dat de aangifteplichtigen achteraf een deel van hun kosten voor eHerkenning (tijdelijk) vergoed kunnen krijgen doet daaraan niet af.
Geef een reactie