
De rechtbank Rotterdam heeft een bestuurlijke boete van € 13.000,- die toezichthouder Bureau Financieel Toezicht (BFT) aan een administratiekantoor had opgelegd wegens overtreding van de Wwft herroepen. De rechtbank is het niet eens met het BFT dat het administratiekantoor een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen bij een klant, een stichting die onder meer actief is als taalschool.
Onderzoek en boete BFT
Het BFT had een signaal ontvangen dat mogelijk sprake was van witwassen bij de stichting. De toezichthouder besloot daarop een onderzoek in te stellen bij het administratiekantoor dat de stichting als klant had, om de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bij het kantoor te onderzoeken. Volgens het (definitieve) onderzoeksrapport van 17 juni 2021 heeft het BFT aan de hand van het signaal vijf cliëntdossiers geselecteerd en inhoudelijk beoordeeld om na te gaan of de verplichtingen uit de Wwft door het administratiekantoor zijn nageleefd. Het BFT heeft in het dossier van de stichting vastgesteld dat het administratiekantoor sinds 2008 voor deze stichting de jaarrekening opstelt en de salarisadministratie en aangifte inkomstenbelasting verzorgt. Volgens het BFT was in het dossier de stichting sprake van een hoger risico op witwassen, gezien de slechte financiële positie van de stichting door een omzetverlies (niet kunnen betalen van de pensioenpremies en niet kunnen afdragen van de loonheffing), een contante overboeking naar de directeur van de stichting, het verlies van het keurmerk ‘Blik op Werk’ door de stichting en negatieve nieuwsberichten waarin de stichting in verband wordt gebracht met misstanden over de inzet van de middelen. Als concreet voorbeeld wordt in het rapport genoemd het op 14 januari 2019 op de website van Follow the Money (FTM) verschenen artikel “Taalscholen spellen fraude tot op de letter”.
Daarop werd een bestuurlijke boete van € 13.000,- aan het administratiekantoor opgelegd, wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wwft en artikel 8 van deze wet.
Oordeel rechtbank
Het administratiekantoor spande daarop een rechtszaak aan tegen het BFT. De rechtbank oordeelt onder meer dat bij de beantwoording van de vraag of het administratiekantoor in de dossiers van de stichting en een daaraan gelieerde BV een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen niet ervan kan worden uitgegaan dat het kantoor destijds kennis heeft genomen van de door het BFT bedoelde negatieve nieuwsberichten over de stichting. Volgens het BFT is dit evenwel niet nodig om deze vraag bevestigend te kunnen beantwoorden. Ook als het administratiekantoor niet op de hoogte zou zijn geweest van de negatieve nieuwsberichten over de stichting, had zij volgens het BFT het in het onderzoeksrapport vastgestelde hoger risico op witwassen in deze dossiers in 2018 moeten onderkennen, ofwel op het moment dat zij in oktober 2018 door de Rabobank op de hoogte werd gebracht van een contante overboeking naar de rekening van de directeur van de stichting, ofwel op het moment dat zij bij het vaststellen van de jaarrekening 2018 bekend werd met het omzetverlies van de stichting ten opzichte van 2017, dat, naar het administratiekantoor heeft bevestigd, te wijten was aan het verlies van het keurmerk ‘Blik op Werk’ door de stichting.
Anders dan het BFT, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het administratiekantoor in de slechte financiële positie van de stichting door het omzetverlies aanleiding had moeten zien om een hoger risico op witwassen te onderkennen, ook niet als daarbij wordt betrokken dat de reden voor dit omzetverlies was gelegen in het verlies van het keurmerk ‘Blik op Werk’ door de stichting. Weliswaar was het administratiekantoor ermee bekend dat de stichting dit keurmerk een jaar was kwijtgeraakt omdat zij laptops aan cursisten had gegeven, maar de rechtbank kan niet inzien waarom het administratiekantoor, zonder kennis te hebben genomen van de negatieve nieuwsberichten over taalscholen en de stichting in het bijzonder, daarin mogelijke fraude en een hoger risico op witwassen had moeten herkennen, te minder nu het administratiekantoor onweersproken heeft gesteld dat destijds meer taalscholen deze handelwijze hadden om cursisten te werven.
De rechtbank volgt het BFT evenmin in zijn standpunt dat het administratiekantoor een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen op het moment dat zij in oktober 2018 door de Rabobank op de hoogte werd gebracht van een contante overboeking naar de rekening van de directeur van de stichting. Het administratiekantoor heeft hierover verklaard dat deze overboeking zag op overuren van de directeur die via de salarisstrook zijn afgerekend. Dat er voor het administratiekantoor reden was om te veronderstellen dat het hiermee gemoeide geld direct of middellijk afkomstig was van enig misdrijf heeft het BFT niet gesteld en ook anderszins zijn daarvoor geen aanwijzingen in het dossier te vinden. In het enkele feit dat de Rabobank over deze overboeking contact met haar heeft opgenomen, heeft het administratiekantoor naar het oordeel van de rechtbank, anders dan het BFT wellicht meent, in ieder geval geen reden hoeven zien om een verhoogd risico op witwassen aan te nemen.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat de hiervoor genoemde overboeking los staat van de vermelding “pinopname” bij de risicofactoren op de checklist jaarrekening 2019 van de stichting. Uit de gedingstukken blijkt niet dat het administratiekantoor op enig moment heeft verklaard dat de overuren van de directeur van de stichting contant (via pinopnames) aan haar werden uitbetaald, zoals het BFT in het primaire besluit lijkt te veronderstellen. Ter zitting is over de pinopnames meer duidelijkheid verschaft en heeft het administratiekantoor verklaard dat de directeur van de stichting de hier bedoelde pinopnames heeft gedaan om externen te betalen voor verleende diensten. Voor zover het BFT meent dat het administratiekantoor wegens deze pinopnames een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen, geldt ook hier dat het BFT niet heeft gesteld dat er voor het administratiekantoor reden was om te veronderstellen dat het hiermee gemoeide geld direct of middellijk afkomstig was van enig misdrijf. Ook anderszins zijn daarvoor geen aanwijzingen in het dossier te vinden.
Gelet op het voorgaande heeft het BFT de verweten overtreding van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wwft en artikel 8 van deze wet niet buiten redelijke twijfel aangetoond, oordeelt de rechtbank.
Pikant is het artikelop deze bladzijde van 8 december getiteld :
“”RABObank verdacht in witwasonderzoek””
En wat is een “contante overboeking”” Contant betekent cash en overboeking betekent van bankrekening naar bankrekening. Wat een contaminatio in terminis