
Zelfonderzoek naar fraude en corruptie door organisaties – bijvoorbeeld door een accountant – scheelt het OM veel werk en kan bedrijven strafkorting opleveren als zij de fraude zelf melden, concluderen VU-onderzoekers in een rapport dat aan de Tweede Kamer is gestuurd. Maar regulering van zulke onderzoeken kan veel risico’s wegnemen, stellen zij.
De onderzoekers richtten zich op het gebruik van zelfonderzoek door bedrijven die verdacht worden van financieel-economische criminaliteit binnen het strafrecht, mede omdat daarvoor in toenemende mate advocaten worden ingeschakeld. Dat leidt tot discussie om dat die van nature belangenbehartiger zijn en geen onafhankelijke partij. ‘Er is echter nog weinig bekend over de potentiële opbrengsten en risico’s van zelfonderzoek naar en zelfmelden door bedrijven van fraude en corruptie.’
Helft doet eigen onderzoek
De helft van de Nederlandse bedrijven en organisaties doet zelfonderzoek na het constateren van mogelijke financieel-economische criminaliteit binnen de eigen organisatie. Van die groep schakelt 10 procent een advocaat in en 11 procent neemt een forensisch accountant in de arm. Rondom zelfonderzoek door bedrijven is er echter nog geen duidelijk beleid. De onderzoekers hebben gekeken hoe de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk omgaan met zelfonderzoek en hebben daaruit aandachtspunten gedestilleerd. Daaronder zijn mogelijke eisen die gesteld kunnen worden aan zelfonderzoek en de optie van strafkorting als een bedrijf zelf fraude onderzoekt en meldt.
Kans op strafvermindering
Voor het beeld van de situatie in Nederland is gesproken met 29 experts, van wie tien onderzoekers. Daarvan zijn er drie accountant. De experts vinden dat het uitvoeren van een zelfonderzoek positief is en moet worden gestimuleerd in het kader van het voorkomen van fraude en corruptie en het zelfreinigend vermogen van bedrijven, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven en het capaciteitstekort bij opsporing en vervolging. Bovendien zorgt zelfonderzoek voor meer efficiëntie (sneller duidelijkheid, besparing capaciteit bij het OM en besparing van belastinggeld) en betere informatievoorziening. ‘Voor bedrijven worden daarnaast nog meer opbrengsten gezien: de mogelijkheid van controle over het onderzoek en de gevolgen, het kunnen nemen van verantwoordelijkheid (of afleggen van verantwoording) en de kans op strafvermindering. Voor het openbaar ministerie en de opsporingsdiensten wordt controle over het zelfonderzoek en daarmee de aangeleverde informatie als aanvullende opbrengst gezien. Voor de maatschappij wordt als aanvullende opbrengst benoemd dat zelfonderzoek (eventueel in combinatie met een zelfmelding) de integriteit van Nederlandse bedrijven bevordert.’
Belang van een goede onderzoeksopdracht
Als risico’s worden onder meer gezien onzekerheid over de kwaliteit van het onderzoek, beïnvloeding door onderzoekers en opdrachtgevers en rechtsongelijkheid ten opzichte van bedrijven die geen zelfonderzoek kunnen uitvoeren.
Daarnaast is van belang dat de onderzoeksopdracht goed is geformuleerd. De onderzoekers verwijzen hierbij naar de kritiek van onder anderen hoogleraar Marcel Pheijffer op het extern onderzoek naar oud-Kamervoorzitter Khadija Arib na beschuldigingen van wangedrag. ‘De onderzoeksopdracht is bepalend voor het verdere proces van onderzoek, melden en besluitvorming over de gevolgen van de melding. Waar de publieke discussie zich vooral lijkt te richten op de eindfase (de vervolgingsbeslissing), leggen de deskundigen dus vooral de nadruk op het allereerste begin (de onderzoeksopdracht). Een goed onderzoek begint bij een goede onderzoeksopdracht, waarin de scope van het onderzoek wordt bepaald en alle relevante onderzoekspaden worden meegenomen.’
Richtlijnen wenselijk
Een vorm van regulering bij zelfonderzoek en zelfmelden van fraude en corruptie is wenselijk, vinden de experts. Zo zou net als in de VS kunnen worden gewerkt met richtlijnen voor straftoemeting en -korting als een bedrijf een zaak zelf onderzoekt en meldt. Eisen aan de tijdigheid van de melding, de volledigheid en de medewerking aan het onderzoek zouden ook helpen.
Bij de bevraagde deskundigen klinkt ook kritiek op het zelfmelden. Nadelen zijn de onduidelijkheid over wat er met een melding gebeurt, de spanning tussen de transactiepraktijk enerzijds en oordelen van een rechter in een strafzaak anderzijds en de rol van het openbaar ministerie daarbij en de rol die advocaten spelen in de huidige praktijk van zelfonderzoek en zelfmelden.
Verder is er geen eensgezindheid over wat er bij de opdrachtverlening al moet worden vastgelegd over wat er met de uitkomsten van het onderzoek zal worden gedaan. ‘Er bestaat een spanning tussen enerzijds het belang van het in de opdracht vastleggen of het onderzoek bedoeld is voor intern of extern gebruik en anderzijds het belang om af te wachten wat het onderzoek oplevert, alvorens een beslissing te nemen of er bijvoorbeeld zal worden overgegaan tot een zelfmelding.’
Accountants: beroepsregels beste middel
Nadere regulering van zelfonderzoek vinden met name accountants niet noodzakelijk, al moeten er wel standaarden worden nageleefd, vinden zij. ‘In het bijzonder accountants zijn van mening dat hun beroepsregels een voldoende regulerend kader bieden voor het zelfonderzoek. Dat is niet verrassend omdat deze beroepsgroep al ruim twintig jaar aan tuchtrechtjurisprudentie en ontwikkeling van toegesneden beroepsregels kent voor dit type onderzoek. Dat is anders dan bijvoorbeeld de advocatuur. Voor zover accountants voorstander van nadere regulering zijn, zien zij (beroepsspecifieke) beroepsregels dan ook als het meest geëigende middel.’
Geef een reactie