
Vanaf 1 juli 2017 is de opbouw van pensioen in eigen beheer niet langer mogelijk. Op dit moment zijn er nog ruim 50.000 premievrije pensioenen in eigen beheer over. Stel nu dat je klant – een DGA met pensioen – gaat scheiden. Hoe zien de consequenties daarvan eruit en wat kun je dan als accountant voor deze DGA betekenen?
Op DGA-pensioen is de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) van toepassing. Tenzij men iets anders afspreekt, heeft de ex-partner van de DGA recht op afstorting van de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en het bijzonder partnerpensioen. Dit ziet er bijvoorbeeld als volgt uit.
Voorbeeld
Stel, er is voor een 55-jarige mannelijke DGA € 10.000 ouderdomspensioen opgebouwd met pensioenleeftijd 67 jaar en € 7.000 partnerpensioen voor een vrouw van 52 jaar. De fiscale voorziening bedraagt € 120.000 en de commerciële waarde € 300.000, waarvan € 40.000 voor het partnerpensioen. De bv dient dan in beginsel € 5.000 ouderdomspensioen extern te verzekeren voor de ex-partner, en daarnaast € 7.000 partnerpensioen dat ingaat na overlijden van de DGA. Als de commerciële waarde een goede benadering is van de verschuldigde koopsom bij een verzekeraar, dan moet de bv ongeveer € 170.000 betalen (50% x € 260.000 + € 40.000).
Op het eerste oog valt op dat de commerciële waarde voor de afstorting van vereveningsaanspraken veel hoger is dan de fiscale balanswaarde van het totale pensioen vóór de scheiding. Stel nu dat de bv exact € 170.000 aan liquide middelen beschikbaar heeft. Moet de DGA er dan genoegen mee nemen dat de pensioendekkende activa voor zijn eigen ouderdomspensioen weg zijn? Een aantal redenen waarom de DGA zich niet zomaar bij volledige afstorting van de vereveningsrechten hoeft neer te leggen:
1. Postrelationele solidariteit
Als het voortbestaan van de bv door de afstorting niet direct in gevaar komt, dan zou de afstorting moeten plaatsvinden. De zogenaamde postrelationele solidariteit brengt echter met zich dat de ex-partner zich niet alle financiële middelen van de bv kan toe-eigenen om haar eigen pensioen voor 100% (in letterlijke zin) verzekerd te hebben, terwijl de DGA in de bv met een groot dekkingstekort blijft zitten van zijn eigen pensioen.
2. Zuiver uitgesteld pensioen bestaat niet meer
Voor de 52-jarige ex-partner is er in Nederland geen zuiver uitgesteld ouderdomspensioen meer te verzekeren. Die producten bestaan al enige tijd niet meer, omdat niemand uit vrije wil zo’n verzekering afsluit zonder dat er een noemenswaardige rentevergoeding in verdisconteerd is. Dit betekent dat de ex-partner bij de bv een offerte zal overleggen van een pensioenbeleggingsverzekering, waarbij volgens een bepaald beleggersprofiel een doelkapitaal op pensioendatum wordt opgebouwd. En daarvan moeten op dat moment pensioenuitkeringen worden aangekocht, waarvan de hoogte dus bepaald wordt door het behaalde beleggingsrendement. Er kan zelfs gekozen worden voor doorbeleggen na pensioendatum.
Hoogte rekenrente
Het belang van het verzekeren met een beleggingsproduct zit in de hoogte van de rekenrente waarmee de pensioenaanspraak voor de ex-partner contant wordt gemaakt. Bij zuivere pensioenen in euro’s is het U-rendement een goede waarderingsmaatstaf, eventueel te verhogen met 0,5% volgens de BMW-methode van de Belastingdienst om de marktwaarde te bepalen. Van juli 2019 tot mei 2022 was het U-rendement negatief, wat inhoudt dat de pensioenaanspraken voor de commerciële waarde contant zijn gemaakt zonder feitelijke oprenting in de opbouwfase én uitkeringsfase. Bij een overgang naar een verzekerd pensioenbeleggingsproduct wordt de uitkeringsovereenkomst verlaten en komt er voor de ex-partner een premieovereenkomst voor in de plaats. In offertes is het historisch fondsrendement waarin de koopsom moet worden belegd al gauw 4%. Dit betekent dat de ex-partner geen afstorting kan eisen van € 170.000.
Beleggingsrendement hoger dan U-rendement? Fiscaal probleem!
Als het beleggingsrendement in de toekomst gemiddeld meer bedraagt dan het U-rendement, zou de bv bij afstorting een veel hoger pensioen laten verzekeren dan het pensioen waarop de ex-partner recht had na echtscheiding. En omdat veel pensioenregelingen van de DGA fiscaal al optimaal waren – en daarmee ook de vereveningsaanspraak van de ex-partner – zou de bv met afstorting van een bedrag van € 170.000 meewerken aan de totstandkoming van een fiscaal bovenmatig pensioen. En daartoe kan de bv nooit verplicht worden.
Voorleggen aan Belastingdienst
Als de beleggingen gemiddeld 4% rendement maken, dan zou de contante waarde gelijk zijn aan de fiscale voorziening van € 60.000, exclusief toeslag voor indexering (zie hierna) en afgezien van de component actuariële leeftijdsterugstelling. Ik adviseer om de situatie vooraf voor te leggen aan de Belastingdienst. Enerzijds om een lagere afstortingskoopsom voor de vereveningsrechten te krijgen en anderzijds om te voorkomen dat de bv niet het risico loopt dat de pensioenaanspraak voor de ex-partner fiscaal onzuiver wordt en de bv namens de pensioengerechtigde ex-partner loonheffing moet afdragen met revisierente. Dat geldt ook als de bv wél voldoende pensioendekkende middelen zou hebben om alle pensioenverplichtingen ruimschoots na te kunnen komen.
3. Financieel voorbehoud en voorwaardelijke indexering
Is er bij de bv structureel sprake van een situatie van financiële onderdekking, terwijl de pensioenbrief nog een voorwaardelijke indexatiebepaling bevat? Bijna altijd staat er in de pensioenbrief een financieel voorbehoud. Middels een besluit van de vergadering van aandeelhouders kan de bv om bedrijfseconomische redenen besluiten dat toekomstige indexering stopt. De reeds opgebouwde rechten worden zoveel mogelijk gestand gedaan, maar er komt geen nieuwe indexering meer bij. Dat geldt dan zowel voor de premievrije rechten (voorindexatie) als voor de te zijner tijd uit te keren pensioenen (na-indexatie). Na zo’n besluit zal de commerciële waarde van beider pensioenen tezamen in belangrijke mate dalen, en daarmee ook de afstortingsverplichting.
4. Gemiste mogelijkheid van afkoop of omzetting in ODV tegen fiscale waarde
Soms heeft een echtscheiding al eerder haar schaduw vooruitgeworpen. Wellicht had de DGA bij de uitfasering eigenlijk gewild dat het DGA-pensioen in 2017 werd afgekocht tegen fiscale waarde en met de hoogste afkoopkorting, of anders zou hij het graag hebben omgezet in een ODV. Dat past ook beter bij een bv die de commerciële verplichting van een DGA-pensioen eigenlijk niet kan dragen.
Als het toen de partner is geweest die haar handtekening niet wilde zetten (bijvoorbeeld omdat zij verwachtte dat zij bij voortzetting van pensioen meer geld uit de bv zou krijgen na echtscheiding), dan is het de vraag of de gevolgen van haar weigering om een – vanuit het perspectief van de bv – volkomen zakelijke beslissing te nemen, haar naderhand eenzijdig voordeel zou mogen opleveren. Anders gezegd: zou het niet eerlijker zijn als men bij de pensioenafspraken na echtscheiding uitgaat van een vergoeding van de helft van de fiscale waarde, dus (actueel) € 60.000 voor aankoop van extern pensioen?
5. Afwijken van standaardverevening
Hiervoor is steeds het uitgangspunt geweest dat er standaard pensioenverevening plaatsvindt. Om qua pensioen helemaal los te komen van elkaar kan men bij echtscheiding voor conversie kiezen. De ex-partner krijgt dan een eigen ouderdomspensioenaanspraak die ingaat bij haar 67-jarige leeftijd, zonder dat het uitmaakt of de DGA als ex-partner blijft leven. Het bijzonder partnerpensioen zit daarbij inbegrepen en levert de ex-partner extra ouderdomspensioen op. Een andere mogelijkheid is om de pensioenverevening buiten toepassing te verklaren en voor de zogenaamde Boon-Van Loon-pensioenverrekening te kiezen. Als men afspreekt dat de fiscale balanswaarde als maatstaf geldt voor de verrekening, dan zou mevrouw aanspraak maken op € 60.000 afstorting in een pensioenproduct (exact de helft van € 120.000).
6. DGA-pensioen in de uitkeringsfase
Het zal in de praktijk minder vaak voorkomen dat een reeds pensioengerechtigde DGA nog gaat scheiden. Mocht dat tóch het geval zijn, dan is er een belangrijk verschil met scheiding in de opbouwfase. Bij afstorting van vereveningsrechten gaat het namelijk om direct ingaande pensioenuitkeringen, en dan geldt gewoon de lage marktrente voor zuivere pensioenen. Bij conversie en als de DGA een jongere partner heeft, kan het wél zo zijn dat deze ex-partner nog een uitgesteld pensioen wil verzekeren. Dan komt dezelfde problematiek als geschetst onder (2) terug. De andere opties (1, 3, 4 en 5) blijven onverminderd van belang om tegen het licht te houden.
Tot slot
Er is een aantal aandachtspunten waarbij de adviseur van de DGA stil moet staan als zijn cliënt in een echtscheiding belandt en de ex-partner zijn of haar pensioen extern ondergebracht wil hebben. Dat geldt temeer als de bv ontoereikende financiële middelen heeft. In de jurisprudentie is de onmogelijkheid van de verzekering van zuiver uitgestelde pensioenen door de rechter nog niet erkend. Zelfs civielrechtelijk geschoolde pensioendeskundigen hebben geen kennis van verzekeringstechniek, laat staan van de pensioenverzekeringspraktijk. Hopelijk brengt deze bijdrage daar verandering in, want het kan onrecht, fiscale claims en benadeling van de DGA en zijn bv voorkomen.
Drs. Theo Willemssen is als pensioenfiscalist en trainer verbonden aan Fiscount
Wil je je kennis over toekomstvoorzieningen bijspijkeren? Volg de training Oudedagsvoorziening voor de DGA en andere voorzieningen in eigen beheer.
Geef een reactie