
Een Limburgse accountant is van mening dat er van alles misgaat bij de NBA en diende daarom een tuchtklacht in tegen een AA die in het bestuur van de beroepsorganisatie zit. Waarom de klacht alleen op de vrouw was gericht wordt uit de uitspraak niet duidelijk. Wel komt helder naar voren dat er wat de Accountantskamer betreft tuchtrechtelijk niets verwijtbaars overblijft van het vermeende wanbestuur.
De klagende RA stuurde medio 2022 een aantal e-mails met in totaal 43 vragen aan het NBA-bestuur, die hij tijdens de rondvraag van de ledenvergadering aan de orde wilde stellen. De voorzitter van de NBA beantwoordde de vragen namens het bestuur, maar dat stemde de accountant kennelijk niet tevreden. In september 2022 verzocht hij namelijk de minister van Financiën om tegen het bestuur handhavend op te treden. In zijn handhavingsverzoek stelde hij vele onderwerpen aan de orde.
Tuchtklacht
De RA stapte uiteindelijk ook naar de Accountantskamer. Daar verweet hij de AA:
a. betrokkene heeft als lid van het bestuur door haar doen en/of nalaten eraan meegewerkt, dan wel in strijd met haar plicht niet verhinderd, dat besluiten zijn genomen en gehandhaafd die in strijd zijn met de wet en het recht en dat Nadere Voorschriften in strijd met de wettelijke verplichting niet aan de Minister van Financiën zijn medegedeeld en niet in de Staatscourant zijn gepubliceerd;
b. betrokkene heeft als lid van het bestuur eraan meegewerkt, dan wel niet verhinderd, dat accountants in business tuchtrechtelijk zijn vervolgd vanwege het niet voldoen aan de PE-verplichting;
c. betrokkene heeft als lid van het bestuur niet verhinderd dat besluiten tot afgifte van bewijzen van vakbekwaamheid en inschrijving in het accountantsregister zonder geldig mandaat zijn genomen;
d. betrokkene heeft als lid van het bestuur er niet voor gezorgd dat de jaarrekening 2021 van de NBA tijdig is opgesteld, gedateerd en ondertekend en dat het besluit tot het opstellen van de jaarrekening genotuleerd is.
Klacht ontvankelijk
Bij de Accountantskamer stelt het NBA-bestuurslid zich primair op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat de klacht niet de individuele gedragingen noemt waarvoor haar een tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt. Klager wil door middel van de klacht het door het bestuur gevoerde beleid bij de uitvoering van de publieke taak van de NBA op basis van de Wab ter discussie stellen. Daarvoor is het tuchtrecht niet bedoeld. Het door het bestuur gevoerde beleid gaat primair de ledenvergadering van de NBA aan en dient daar aan de orde te worden gesteld, voert de AA aan.
De Accountantskamer oordeelt echter dat de klacht wel ontvankelijk is. Uit artikel 42 van de Wab volgt dat een klacht kan worden ingediend ter zake van enig handelen of nalaten van de accountant dat in strijd is met het bij of krachtens de Wab bepaalde dan wel enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De drempel om een klacht in te dienen is hierdoor laag: als in het klaagschrift wordt aangevoerd dat van bedoeld handelen of nalaten sprake is, dan is een klager in beginsel ontvankelijk in zijn klacht. Bij de daaropvolgende beoordeling van de vraag óf sprake is van bedoeld handelen of nalaten is de drempel hoger. Klager dient op grond van artikel 22 lid 3 van de Wtra de klacht met voldoende, concrete en op de aangeklaagde accountant betrekking hebbende feiten en omstandigheden toe te lichten en te onderbouwen. Indien klager dit niet of niet voldoende heeft gedaan dan kan dit leiden tot een ongegrondverklaring van de klacht. Bij deze beoordeling zal uiteraard ook het door de accountant gevoerde verweer worden betrokken. (De Accountantskamer verwijst naar ECLI:NL:CBB:2020:989 inzake een klacht tegen (voormalige) bestuursleden van de NBA. Het CBb was van oordeel dat de klacht wel zag op enig persoonlijk, beroepsmatig handelen van betrokkenen, maar was ook van oordeel dat klager geen concrete, individuele gedragingen van betrokkenen had genoemd waaruit blijkt dat hun een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, noch dat klager een op concrete, individuele gedragingen van betrokkenen betrekking hebbende onderbouwing heeft gegeven. De ongegrondverklaring van de klacht bleef in stand.)
Klacht ongegrond
Inhoudelijk ziet de Accountantskamer echter geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Met betrekking tot de code Beginselen van goed NBA-bestuur overweegt de Accountantskamer bijvoorbeeld dat de inhoud van de gedragscode, anders dan de klager betoogt, niet steeds een wettelijke grondslag moet hebben. Over het klachtonderdeel waarin de bestuurder wordt verweten dat ze eraan meegewerkt dan wel niet verhinderd heeft dat accountants in business tuchtrechtelijk zijn vervolgd vanwege het niet voldoen aan de PE-verplichting, stelt de Accountantskamer vast dat de klager in wezen de reikwijdte van de NVPE ter discussie stelt. ‘De NVPE is een verordening en een verordening is, zoals eerder is overwogen, niet vatbaar voor toetsing door de Accountantskamer. […] . De Accountantskamer stelt ook vast dat de NVPE volgens artikel 2 van toepassing is op accountants, met uitzondering van accountants die zijn ingedeeld in contributiegroep Z (de niet-actieve accountants). De NVPE is dus ook van toepassing op accountants in business. Als zij niet voldoen aan de eisen die de NVPE op het punt van de permanente educatie stelt, dan kunnen zij daarop tuchtrechtelijk worden aangesproken.’ Ook de andere klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
Reactie NBA
De NBA heeft een korte reactie gegeven op de uitspraak van de Accountantskamer: ‘De NBA is blij met de uitspraak van de Accountantskamer, waarin de klachten door een accountant uit Limburg tegen een bestuurslid van de NBA allemaal ongegrond zijn verklaard.’
Uitspraak: 22-1752 AA
Geef een reactie