
Het belang van die vaststelling is enorm, want in je woonland ben je in de regel belastingplichtig voor je gehele wereldinkomen en vermogen. Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, heeft op 7 april jongstleden de Tweede Kamer met een brief geïnformeerd over de evaluatie van de huidige wet- en regelgeving en de handhavingspraktijk rondom de vaststelling van de fiscale woonplaats. En die brief is voor mij aanleiding om eens te kijken of er voor belastingplichtigen misschien muziek zit in die regelgeving.
Fiscale risico’s
Over muziek gesproken; deze zomer studeert mijn jongste zoon af aan het Amsterdamse conservatorium als popmuzikant. Als trotse ouder hoop je dan natuurlijk dat hij er vrolijk en leuk van kan leven straks, maar als fiscalist heb ik er nog wel een zorg bij. Want in de popmuziek heb je dan wel kans op goede verdiensten, bij het artiestenbestaan horen ook specifieke fiscale risico’s. Het woud aan regels voor belastingheffing bij artiesten is zo moeilijk doordringbaar, dat er zelfs gespecialiseerde belastingadviseurs zijn voor met name internationaal optredende artiesten. De bekendste daarvan, de zogenoemde ‘Fiscalist van de Sterren’, die onder andere de DJ’s Tiësto en Afrojack adviseerde, zit nu zijn straf uit in een Amerikaanse cel.[1]
Belastingontwijking door keuze fiscale woonplaats
Centraal thema bij fiscale advisering aan internationaal opererende artiesten, topsporters en andere zeer vermogende personen is de fiscale woonplaats. Het voorkomen van dubbele belastingheffing over de vaak zeer hoge inkomsten uit optredens of sportprestaties in het buitenland wordt doorgaans als belangrijkste doelstelling van die advisering aangevoerd. Maar in de praktijk blijkt veelal dat men probeert te bewerkstelligen dat de betreffende artiest of sporter nergens een vaste fiscale woonplaats heeft, dan wel dat de inkomsten en het vermogen hoofdzakelijk worden belast in een belastingparadijs met extreem lage belastingtarieven. Daarom ‘wonen’ veel van deze grootverdieners, zoals bijvoorbeeld Max Verstappen, in Monaco. Degene die geïnteresseerd is in mijn visie op dit soort adviezen verwijs ik graag naar mijn artikel van april vorig jaar getiteld ‘Belastingadviseur is een eerzaam beroep!’
Hoe moeilijk kan het zijn?
Sinds 1959 is de bepaling van de fiscale woonplaats al geregeld in artikel 4 van de AWR, dat even kort als onduidelijk is. “Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.” Een zeer open norm dus, met als doel om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten bij de werkelijkheid. Maar het nadeel daarvan is natuurlijk dat het aan de praktijk en rechtspraak is om die norm in te vullen. Vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leert dat de plaats waarmee iemand een “duurzame band van persoonlijke aard” heeft, gezien wordt als de fiscale woonplaats.[2] Dat kun je bijvoorbeeld afleiden uit waar iemand ingeschreven staat in het bevolkingsregister, dagelijks de boodschappen doet, lid is van een (sport)vereniging of waar gezins- of familieleden verblijven. Al die feiten en omstandigheden moeten worden meegewogen, waarbij er geen rangorde bestaat. Zelfs als iemand een sterkere duurzame band heeft met een ander land, kan er nog steeds sprake zijn van een fiscale woonplaats in Nederland volgens de Nederlandse belastingwet.[3]Ingewikkeld en heel feitelijk dus.
Woonplaatsonderzoek door fiscus gebonden aan strikte regels
De Belastingdienst doet regelmatig onderzoek naar wie er allemaal fiscaal in Nederland woont en daarmee binnenlands belastingplichtig is. Omdat de benodigde gegevens heel persoonlijk kunnen zijn, wordt de belastingplichtige vaak om informatie verzocht. Zo’n verzoek is vaak privacygevoelig en moet dus voldoen aan de vereisten uit de AVG. Van belang is dat die uitvraag beperkt blijft tot het doel waarvoor de gegevens noodzakelijk zijn en dat de doelomschrijving ook voldoende nauwkeurig is. Om aan te geven welke kaders en waarborgen er gelden rondom woonplaatsonderzoeken en uniformiteit in de aanpak en rechtmatig handelen te borgen, is per 1 januari 2025 de ‘Instructie Woonplaatsonderzoeken’ in werking getreden. Dat is voor de praktijk absoluut een verbetering. De instructie, die als bijlage bij eerdergenoemde brief is gepubliceerd, geeft een mooi inkijkje in de vanaf 1 januari verplichte werkwijze van de inspecteur. Proportionaliteit en subsidiariteit zijn daarbij zeer belangrijk; het mag geen fishing expedition worden. Ook maakt de instructie duidelijk welke gegevens de inspecteur mag opvragen, maar ook welke zeker niet, zoals gegevens over de seksuele geaardheid, gezondheidstoestand, politieke gezindheid, etniciteit of het ras van een belanghebbende.
Medewerking verplicht
Je bent wettelijk verplicht[4] om mee te werken aan elk verzoek om informatie van de inspecteur, zolang de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing bij jou. Dat is een heel ruime norm, maar de inspecteur moet bij het verzoek wel heel concreet uitleggen waarom dat volgens hem zo is. Toch blijkt in de praktijk dat niet iedereen bereid is om meteen vlot mee te werken aan zo’n verzoek. De inspecteur kan dan extra stappen ondernemen, zoals het nemen van een voor bezwaar en beroep vatbare informatiebeschikking[5], het instellen van een derdenonderzoek (ook in het buitenland) of zelfs een civiele dwangsomprocedure. Dat kan allemaal leiden tot een voor beide partijen zeer frustrerend en langdurig proces met ook langdurige rechtsonzekerheid tot gevolg. Met name met betrekking tot de informatiebeschikking zal dit voorjaar nog een beleidsdocument in (pre)consultatie worden gebracht waarin verschillende oplossingsrichtingen worden geconsulteerd om de doorlooptijd daarvan te verkorten. Dat juich ik toe, want naar mijn mening schiet dat instrument zijn doel – een betere rechtsbescherming bieden aan de burger – vaak ruimschoots voorbij.
Conclusie
Volgens de staatssecretaris biedt wet- en regelgeving omtrent vaststelling van de fiscale woonplaats de inspecteur voldoende ruimte voor maatwerk. Men zoekt bij de uitvoering continu de balans tussen zorgvuldige en efficiënte uitvoering door de Belastingdienst en de rechtsbescherming van de burger. Er zit wat mij betreft zeker muziek in de regelgeving, omdat in de genoemde instructie veel aandacht wordt besteed aan het besef dat een woonplaatsonderzoek voor iemand heel ingrijpend kan zijn. En dat bij de Belastingdienst een verhoogde verantwoordelijkheid ligt om rechten van belanghebbenden te waarborgen, omdat de rechtsbescherming van een belastingplichtige gedurende een woonplaatsonderzoek beperkt is. De praktijk zal voor mij nog wel moeten uitwijzen of deze muziek net zo’n hit zal worden als de genoemde nummers van Marvin en Elvis.
Marco Krijger MB RB is verbonden aan Fiscount als fiscalist, specialist formeel belastingrecht en trainer.
[1] https://www.accountancyvanmorgen.nl/2025/02/14/sterrenfiscalist-frank-butselaar-veroordeeld-tot-30-maanden-cel-in-vs/
[2] HR 20 december 1995, nr. 30452, BNB 1996/161.
[3] HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824.
[4] Artikel 47 AWR.
[5] Artikel 52a AWR.
Geef een reactie