Om een bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak te voorkomen, kan de werknemer een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ aanvragen. De werknemer moet dan wel bewijzen dat er met de auto niet meer dan vijfhonderd privékilometers is gereden. Blijkt de verklaring onterecht afgegeven te zijn, dan kan de Belastingdienst de hogere vergrijpboete in plaats van een verzuimboete opleggen. Het is echter wel aan de inspecteur om deze hogere boete te onderbouwen.
In een rechtszaak (ECLI:NL:RBNNE:2014:6741) was in geding de hoogte van de verzuimboete voor het niet of onjuist indienen van een rittenadministratie van auto’s van de zaak. De Belastingdienst vroeg ter controle van een afgegeven ‘Verklaring geen privégebruik auto’ aan een medewerker om de rittenregistratie over 2011. In zijn reactie op het verzoek verklaarde de medewerker dat hij geen rittenregistratie had bijgehouden. Vervolgens vroeg de Belastingdienst om de rittenregistraties over 2008 tot en met 2010. Ook die waren er niet.
Na een herhaald verzoek stuurde de medewerker een achteraf aan de hand van zijn administratie, agenda en andere bescheiden opgestelde rittenregistratie voor het jaar 2011. Bij controle daarvan bleek deze registratie niet te kloppen. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag loonbelasting en een boete op wegens privégebruik auto. De rechtbank was van oordeel dat de rittenregistratie niet voldeed en dat de medeweker niet overtuigend had aangetoond dat hij met de auto van de zaak in 2011 niet meer dan 500 privékilometers had gereden.
Bij het opleggen van de verzuimboete bij een naheffingsaanslag voor privégebruik auto maakt de Belastingdienst onderscheid tussen het indienen van een onjuiste of onvolledige rittenregistratie en het niet indienen van een rittenregistratie. In dat laatste geval zou de Belastingdienst aan de medewerker een boete van 25% van het wettelijk maximum van destijds € 4.920 hebben opgelegd. Nu bedroeg de opgelegde boete 100% van het wettelijk maximum. Omdat in dit geval de medewerker had gezegd dat hij geen rittenregistratie had bijgehouden en hij op verzoek van de Belastingdienst achteraf een rittenregistratie heeft gereconstrueerd die mogelijk hiaten bevatte, vond de rechtbank dat hij moest worden behandeld alsof hij geen rittenregistratie had overgelegd. De rechtbank verlaagde daarom de opgelegde boete tot 25% van € 4.920 (€ 1.230).
Bron: ABAB
Geef een reactie