De accountantskantoren Mazars, Grant Thornton, PwC, Ernst & Young, KPMG en Deloitte hebben gereageerd op de consultatie van het wetsvoorstel accountantsorganisaties. De kantoren onderschrijven de reactie van de NBA op de consultatie en vinden dat het wetsvoorstel een positieve bijdrage levert aan het herstel van het maatschappelijke vertrouwen in accountantsorganisaties. Wel zien zij nog enige knelpunten in het wetsvoorstel.
Hieronder volgen enkele hoofdpunten uit de reacties.
Informatieverstrekking
Het wetsvoorstel bevat twee vormen van het verstrekken van informatie naar aanleiding van bevindingen die de AFM verkrijgt uit het toezicht op de accountantsorganisaties. Met betrekking tot de informatieverstrekking aan controlecliënten mist Mazars in de voorgestelde wettekst een adequate rechtsbescherming van de accountantsorganisaties respectievelijk individuele externe accountant.
Tevens adviseert Mazars om, voor wat betreft de informatieverstrekking aan andere overheidsorganen, een vorm van rechtsbescherming op te nemen die het mogelijk maakt voor accountantsorganisaties respectievelijk individuele externe accountant om bezwaar te maken tegen de informatieverstrekking.
Ook PwC geeft in haar reactie aan dat vooralsnog belangrijke waarborgen ontbreken om te voorkomen dat vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie over onze controlecliënten als vanzelfsprekendheid breed wordt gedeeld en, met oog op uitwisselingsverdragen, ook in internationaal verband. ‘Ook het risico dat onjuiste informatie wordt gedeeld, met onterechte juridische procedures als gevolg, kan door middel van waarborgen worden beperkt. In aanvulling op hetgeen hierover opgemerkt is door de NBA, zijn mogelijkheden tot bezwaar en beroep wat ons betreft noodzakelijk en moet hieraan tenminste in de memorie van toelichting meer aandacht worden besteed. Ook lijkt het ons passend deze wijze van informatieverstrekking te leggen naast de mogelijkheden die degenen met wie de informatie kan worden gedeeld al hebben op basis van hun eigen specifieke regelgeving en de waarborgen die in die regelgeving zijn opgenomen. Tot slot is onduidelijk hoe deze maatregel zich verhoudt tot bestaande EU-regelgeving in het kader van geheimhouding.’
Verleninging subjectieve termijn indienen tuchtklachten
Mazars en Grant Thornton schrijven in hun reactie geen goede redenen te zien om de subjectieve termijn waarbinnen tuchtklachten bij de Accountantskamer kunnen worden ingediend te verlengen van 3 naar 6 jaar.
Geschiktheidstoets
Ook vinden beide kantoren dat de geschiktheidstoets voor beeidsbepalers niet dient te worden beperkt tot accountantsorganisaties met een OOB-vergunning, maar verplicht moet worden gesteld voor alle accountantsorganisaties.
Discussie over fraude en continuïteit
PwC maakt van de gelegenheid om te reageren op het wetsvoorstel gebruik om een meer fundamentele discussie te agenderen over fraude en continuïteit. Het accountantskantoor vindt dat uitgebreider rapporteren over fraude en continuïteit door ondernemingen noodzakelijk is en wettelijk verankerd moet worden.
Tevens vraagt PwC de minister om in het wetsvoorstel duidelijkheid te geven over de wettelijke verankering van onafhankelijk intern toezicht.
Internationale structuur
Ernst & Young ziet een mogelijk knelpunt in het wetsvoorstel in de uitwerking van de versterking van het onafhankelijk toezicht binnen de internationale structuur. ‘De AFM heeft in haar rapport (red. ‘In het publiek belang’) naar toepasselijkheid van de bepalingen uit het zogenaamde structuurregime verwezen. Ook de governance-maatregelen die de NBA-werkgroep aanbeveelt, zijn door dat regime geïnspireerd…. In het structuurregime is echter ook een gedeeltelijke uitzonderingsbepaling opgenomen (het verlichte structuurregime) voor het geval dat die hoogste Nederlandse vennootschap in de groep een afhankelijke groepsmaatschappij van een buitenlands concern is… Het voorstel in het rapport ‘In het publiek belang’ volgde op een bepaalde manier dit verlichte regime, echter met een bindende voordracht van het toezichthoudende orgaan. Dit voorstel is thans niet in het wetsvoorstel overgenomen. Gezien onze buitenlandse rechtsvorm en de internationale structuur waar wij deel van uitmaken, zouden wij willen bepleiten om het advies van de NBA om de benoeming, schorsing en ontslag van de bestuurders van de Nederlandse topholding te laten bij het orgaan dat de stemrechten heeft, over te nemen.’ Ernst & Young pleit dan ook voor toepassing van een vorm van het verlichte structuurregime voor accountantsorganisaties.
Ook KPMG verzoekt de minister bij de wettelijke verankering van de Raad van Commissarissen rekening te houden met de verschillende structuren van de diverse accountantsorganisaties en bij de formulering van artikel 22a de mogelijkheid te bieden het structuurregime te hanteren op holding niveau.
Benoeming accountant
KPMG merkt in haar reactie tevens op dat de voorgestelde formulering van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet lijkt te voorzien in de situatie dat een entiteit geen Algemene Vergadering en geen Raad van Commissarissen heeft, maar wel controleplichtig is, bijvoorbeeld commanditaire vennootschappen of vennootschappen onder firma waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn en commerciële stichtingen. ‘Wij geven u in overweging om in de Memorie van Toelichting op te nemen dat in dergelijke situaties de vennotenvergadering of de Raad van Toezicht de accountant moet benoemen.’
Begip “onafhankelijkheid”
Deloitte vindt dat het wetsvoorstel en de toelichting niet duidelijk maken wat het begrip ‘onafhankelijk’ in het nieuwe artikel 22a inhoudt. ‘Uit uw brief aan de Tweede Kamer d.d. 25 september 2014 begrijpen wij dat u het begrip onafhankelijk mogelijk zo wenst in te vullen dat slechts één ‘intern’ lid van het toezichthoudend orgaan is toegestaan, voor zover het iemand uit het buitenlands netwerk betreft. Deloitte en, meer in het bijzonder, de onafhankelijke, externe commissarissen van Deloitte, geven u graag in overweging om in de nog op te stellen nadere regelgeving voor een ruimere invulling te kiezen en toe te staan dat het stelsel van onafhankelijk intern toezicht ruimte biedt voor meer dan één ‘intern’ lid (die ook niet noodzakelijkerwijs afkomstig behoeft te zijn uit het buitenlands netwerk), zolang het stelsel als geheel onafhankelijk toezicht waarborgt.’
Volgens Deloitte kan die waarborg ondermeer worden gevonden door voor te schrijven dat het toezichthoudend orgaan in meerderheid uit externe leden bestaat, waarbij de besluitvorming zo is geregeld dat het toezichthoudend orgaan geen besluit kan nemen zonder een (gekwalificeerde) meerderheid van de externe leden.
Geef een reactie