Alleen als een bod wordt gedaan op een onderneming die van evident vitaal belang is voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving zou de overheid de mogelijkheid moeten hebben om die overname te blokkeren of aan nadere voorwaarden te onderwerpen. Dat stelt de belangenbehartiger in haar ingediende commentaar op de consultatie over de wet ter voorkoming ongewenste zeggenschap telecommunicatie.
Onder ondernemingen die van evident vitaal belang zijn voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving, vallen volgens Eumedion ondernemingen die een belangrijke nutsfunctie vervullen. Als voorbeelden worden genoemd energie- en waterbedrijven, bepaalde internet- en telecombedrijven en bepaalde logistieke en transportbedrijven. De overheid zou bij een overname van dergelijke onderneming moeten kunnen toetsen of de nationale veiligheid of de openbare orde in het geding zijn, aldus Eumedion. Bij alle andere overnames ziet de belangenbehartiger geen rol voor de overheid weggelegd. ‘Ondernemingen hebben onder het Nederlandse vennootschapsrecht, de Nederlandse corporate governance code en de bestaande jurisprudentie al voldoende mogelijkheden om zichzelf in het belang van de vennootschap en al haar belanghebbenden, zoals werknemers en aandeelhouders, tijdelijk te beschermen tegen een vijandige overname of ongewenst aandeelhoudersactivisme. ‘
“Vitale” ondernemingen
Eumedion heeft zich de vraag gesteld hoe moet worden omgegaan met investeringen in de ondernemingen die actief zijn in sectoren die van vitaal belang zijn voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving en in hoeverre de overheid daarin een rol zou moeten krijgen. ‘Aan wetgeving die erin voorziet dat de overheid een Nederlandse “vitale” onderneming kan beschermen tegen een partij die om bijvoorbeeld geopolitieke redenen die onderneming wil overnemen, zijn voor institutionele beleggers zowel voor- als nadelen verbonden. Door steeds meer beleggers, zo ook de deelnemers van Eumedion, wordt een (maatschappelijk) verantwoord beleggingsbeleid toegepast. Deze beleggers hebben gemeen dat zij niet alleen oog hebben voor het behalen van financieel rendement maar ook voor niet-financiële prestaties en de maatschappij. Om hieraan uitvoering te geven, zal ook worden gekeken naar de risico’s die een institutionele belegger en zijn achterliggende begunstigden lopen door een disfunctionerende maatschappij als gevolg van een ongewenste investering in een “vitale” onderneming’.
Generieke wetgeving
Alles afwegend meent Eumedion dat wetgeving die de overheid in staat stelt om “vitale” ondernemingen te beschermen onder bepaalde omstandigheden passend is. De belangenbehartiger stelt in haar reactie dat deze “vitale” ondernemingen (waarschijnlijk) niet alleen actief zijn in de telecommunicatiesector, maar ook actief kunnen zijn in andere – vitale – sectoren. Gelet hierop meent Eumedion dat er in plaats van specifieke wetgeving die uitsluitend ziet op de telecomsector, zou moeten worden voorzien in generieke wetgeving die een overheidstoets van buitenlandse overnames van Nederlandse “vitale” ondernemingen mogelijk maakt. Wel vindt de organisatie dat aan deze wetgeving een aantal randvoorwaarden moet worden gesteld. De belangenbehartiger stelt in haar reactie dat overheidsingrijpen een ultimum remedium moet zijn, terughoudend zou moeten worden toegepast en alleen aan de orde zou moeten zijn indien het maatschappelijk belang (dat wil zeggen de nationale veiligheid of openbare orde) in gevaar is of kan komen. Eumedion vindt daarom dat overheidsingrijpen alleen mogelijk zou moeten zijn bij ondernemingen die actief zijn in een van de twaalf door de overheid aangewezen vitale sectoren en waarbij het maatschappelijk belang van de ondernemingsactiviteiten voldoende duidelijk, specifiek en substantieel is.
Geef een reactie