Als het aan het kabinet ligt, wordt de reikwijdte van de vijfde aanpassing van de Administratieve samenwerkingsrichtlijn, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, ingeperkt. Dat schrijft minister Koenders (Buitenlandse Zaken) aan de Tweede Kamer. De aanpassing is ingegeven door onder meer de Panama Papers: die hebben geleid tot een vraag vanuit de EU om wetgevende maatregelen op het gebied van verplichte automatische uitwisseling van potentieel agressieve belastingstructuren.
Met de aanpassing moet meer inzicht worden verkregen in grensoverschrijdende mogelijk agressieve belastingstructuren waarbij financiële tussenpersonen een belangrijke rol spelen. Dat moet het risico verkleinen op uitholling van de belastinggrondslag en het opzetten van potentieel agressieve belastingstructuren voorkomen.
De tussenpersoon of belastingplichtige wordt verplicht om informatie aan de belastingdienst te verstrekken over grensoverschrijdende belastingstructuren met een mogelijk ‘agressief’ karakter. De fiscus stuurt de informatie door naar een centrale database waar de belastingdiensten van alle EU-lidstaten toegang toe hebben.
Aanwijzingen
Een aanwijzing dat er van een mogelijk agressieve belastingstructuur sprake is, is bijvoorbeeld dat er belastingvoordeel nagestreefd wordt waarbij de overeenkomst met de tussenpersoon daaraan is gerelateerd. Ook kan er sprake zijn van een gekunstelde structuur met overdracht van verliezen, omzetting van een belast inkomensbestanddeel naar een onbelast inkomensbestanddeel of een kasrondje.
Voorwaarde is verder onder meer dat de grensoverschrijdende betaling in zowel het betalende als het ontvangende land niet belast wordt.
Bij een verdachte constructie worden onder meer de identiteit van de belastingplichtigen, de tussenpersonen en gelieerde partijen opgevraagd, een beschrijving van de structuur en een omschrijving van de zakelijke activiteiten, de implementatiedatum van de structuur en de waarde van de transacties in de structuur. De aanpassing moet per 1 januari 2019 in de nationale wetgeving zijn geïmplementeerd.
Reikwijdte groter dan nodig
“Nederland is een groot voorstander van meer fiscale transparantie en het bestrijden van
belastingontduiking en -ontwijking”, aldus Koenders. Hij staat dan ook in principe positief tegenover het voorstel, maar hij heeft wel bedenkingen: “Hoewel het kabinet het doel van de voorgestelde richtlijn ten volle onderschrijft, is er zorg dat de reikwijdte van dit voorstel verder gaat dan nodig is om het doel te verwezenlijken.” Zo zullen er veel structuren moeten worden uitgewisseld zonder dat op voorhand duidelijk is of de structuur is geïmplementeerd of dat er sprake is van een daadwerkelijk risico op belastingontwijking.
Koenders stelt voor een duidelijker formulering van de term “het belangrijkste voordeel” op te nemen om interpretatieverschillen te vermijden. Verder pleit Koenders ervoor dat alleen gegevens over daadwerkelijk opgezette structuren worden uitgewisseld. “Structuren die al via een ander uitwisselingsinstrument (bijvoorbeeld de automatische uitwisseling van rulings) uitgewisseld zijn, hoeven niet nog eens te worden uitgewisseld. De afgifte van een ruling betekent dat ten minste één lidstaat expliciet akkoord is gegaan met de structuur.” Voor de opsomming van de criteria zou beter uitgegaan kunnen worden van de EU-zwarte lijst om overlap te voorkomen.
Inperking verschoningsrecht
Koenders ziet verder een mogelijkheid om het verschoningsrecht voor financiële tussenpersonen in te perken: “Deze verschoningsrechten vloeien voort uit rechtsbeginselen ter bescherming van de belastingplichtige. Anderzijds geldt het belang van fiscale transparantie om belastingontwijking aan te pakken. In deze afweging zal een proportionele inperking van het verschoningsrecht geoorloofd kunnen zijn zolang de te verstrekken informatie ziet op structuren met een daadwerkelijk risico op belastingontwijking.”
Geef een reactie