Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft een waarschuwing teruggedraaid die de Accountantskamer vorig jaar aan een RA had opgelegd wegens het schenden van de beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
De RA, eigenaar van een administratiekantoor, had vorig jaar van de Accountantskamer een waarschuwing gekregen. Hij had nagelaten op verzoek van de cliënte de administratie terug te geven na beëindiging van de werkzaamheden. Bovendien had hij haar in e-mails onheus bejegend, vooral vanwege ergernis over het beëindigen van de opdracht.
Vooringenomen
De RA gaat in beroep bij het CBb. Hij vindt dat de voorzitter van de Accountantskamer een vooringenomen indruk maakte. Zo mocht de RA zijn pleitnota niet overhandigen. Maar het college ziet daarvoor geen bewijs.
Adequaat geïnformeerd
De RA maakt bezwaar tegen het oordeel dat hij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zou hebben geschonden door de naam van een benaderde notaris niet te noemen. Hij geeft aan dat hij het kantoor met naam en toenaam heeft genoemd. Daar gaat het college in mee: “Het College is van oordeel dat appellant hiermee adequaat heeft geïnformeerd en voldoende transparantie heeft betracht. […] Het College deelt derhalve niet het oordeel van de accountantskamer dat appellant het verwijt treft dat hij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en de daaruit voortvloeiende zorgplicht heeft geschonden.”
Niet verwijtbaar
Daarnaast stelt de RA dat de verantwoordelijkheid voor het teruggeven van de stukken uit de administratie niet bij hem kan worden gelegd. Hij was aandeelhouder van het kantoor, maar had geen instructiebevoegdheid aan de directie. Bovendien is aan de cliënte aangeboden een afspraak te maken voor de overdracht van de stukken. Alleen heeft zij daarop niet gereageerd; pas maanden later zijn de stukken opgehaald. Ook daarin vindt de RA het CBb aan zijn kant: “Naar het oordeel van het College is het op zichzelf niet verwijtbaar dat appellant het aanbod heeft gedaan om een en ander op die manier af te ronden. Dat de stukken vervolgens niet zijn overgedragen, is niet aan onwil van de zijde van appellant te wijten, maar aan het feit dat [de cliënte] niet op dit aanbod heeft gereageerd.”
Geen onbehoorlijke taal
Tot slot protesteert de RA tegen het oordeel dat hij in een e-mailbericht onzorgvuldig is geweest qua toonzetting, taalgebruik, veronderstellingen, verwijten en beschuldigingen. Hij heeft juist zorgen geuit en de ondernemer nogmaals op een aantal zwakheden en personen in de organisatie gewezen, vindt hij. Daarmee heeft hij juist aan zijn zorgplicht voldaan. Hij is wel duidelijk geweest in zijn bewoordingen, maar van onbetamelijk taalgebruik is geen sprake, zo luidt het verweer. En ook hier staat het college aan zijn kant. “Hoewel de analyse die appellant in zijn e-mailbericht van 19 augustus 2016 heeft gegeven van de oorzaken die naar zijn mening aan het mislukken van de samenwerking ten grondslag hebben gelegen en de kritiek die hij in dit kader op haar handelwijze heeft geuit grotendeels als overbodig zijn aan te merken en het wellicht beter was geweest indien appellant hier meer terughoudendheid had betracht, heeft appellant zich daarbij niet van onbehoorlijke taal bediend en is hij uiteindelijk binnen de grenzen van een gepaste en zakelijke bejegening gebleven.”
Het college verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en draait daarmee de waarschuwing door de Accountantskamer terug.
College van beroep voor het bedrijfsleven, zaaknummer 17/1122
Bizar, hoe kan de accountantskamer hier 3x een verkeerd oordeel trekken. Wat is het zelfreinigend vermogen van de accountantskamer?