Een man die in de jaren negentig een Luxemburgse bankrekening aanhield, moet van het gerechtshof in Arnhem alsnog gegevens leveren aan de Belastingdienst. Die beroept zich terecht op informatie die later van de bank is ontvangen. Een eerder vernietigde informatiebeschikking wordt in ere hersteld.
Een man en zijn echtgenote hadden in 1994 een bankrekening met subrekeningen bij Kredietbank Luxembourg. Daarop stond ruim 65.000 gulden. In 2002 krijgt hij het verzoek van de Belastingdienst om op te geven welke bankrekeningen hij heeft gehad na 1990. Hij geeft aan dat hij zich wel een Luxemburgse bankrekening kan herinneren, maar dat hij daarvan geen documenten meer heeft. De betrokken bank wil geen duplicaten geven.
Informatiebeschikking vernietigd
Na een informatiebeschikking van de fiscus – we zijn tien jaar verder – deelt de bank mede dat er geen gegevens meer voorhanden zijn over de rekening. Het gerechtshof oordeelt in 2015 dat het echtpaar meer informatie kan verkrijgen als zij daar meer moeite voor doen, bijvoorbeeld door een sommatiebrief te sturen. Zo’n brief volgt, maar zonder resultaat. Het hof oordeelt daarna dat de gegevens redelijkerwijs niet meer op te vragen zijn en dat de man voldoende heeft geantwoord op de gestelde vragen. De informatiebeschikking wordt vernietigd.
Nieuwe informatie
De Luxemburgse fiscale autoriteit krijgt ondertussen nog een rechtstreeks inlichtingenverzoek van de Nederlandse fiscus. En dan blijkt er toch informatie geleverd te kunnen worden over transacties die zijn gedaan via de bankrekening. Er blijkt in totaal € 435.669,81 gestort te zijn door klanten van de man. Er is ruim € 450.000 opgenomen of overgeboekt. Er is onder meer overgeboekt naar een Zwitserse bankrekening.
Geheugenverlies niet geloofwaardig
Nu vraagt de fiscus om een herziening van het vernietigen van de informatiebeschikking bij het hof omdat er nieuwe informatie is opgedoken. De man protesteert, onder meer omdat de informatie vanuit Luxemburg niet rechtmatig verkregen zou zijn. Maar dat vindt het hof niet. De gegevens zijn na de vorige uitspraak bekend geworden en plaatsen de zaak in een ander daglicht. Het hof maakt daarom de vernietiging van de informatiebeschikking ongedaan: de man moet binnen zes weken alsnog gegevens leveren. ‘Het Hof acht het niet geloofwaardig dat belanghebbende zich niet meer kan herinneren bij welke bank en onder welk nummer de rekening is afgesloten, gelet op de omvang van de daarop gestorte bedragen ten opzichte van het toenmalige in de aangiften IB/PVV aangegeven inkomen van belanghebbende’, overweegt het gerechtshof nog.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:5829
Geef een reactie