Een man die een naheffingsaanslag parkeerbelasting kreeg opgelegd was te vroeg met zijn ingebrekestelling richting de gemeente Amsterdam vanwege het niet reageren op zijn bezwaarschrift tegen de aanslag, oordeelde het Gerechtshof Amsterdam onlangs. De beslistermijn eindigde namelijk op een zondag en van een overheidsorgaan mag niet worden verlangd dat het op een zondag beslist. Op grond van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zondag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
De man had op 25 januari 2017 bij de gemeente Amsterdam een bezwaarschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Op 14 en 15 januari 2018 stelde hij de gemeente in gebreke vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
In hoger beroep was in geschil of de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Beoordeeld moest worden of de beslistermijn voor het doen van een uitspraak verlopen was ten tijde van de ingebrekestellingen. Blijkens artikel 236, tweede lid van de Gemeentewet doet de heffingsambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid van de Awb, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen ingeval het bezwaarschrift niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar. In deze zaak had de gemachtigde van de man echter geen motivering in het bezwaarschrift opgenomen, ook niet nadat de gemeente hem veertien dagen de tijd had gegeven om alsnog een motivering aan te leveren. In zo’n geval vindt een verlenging van de beslistermijn plaats met de geboden maar niet benutte termijn om het verzuim te herstellen.
De beslistermijn eindigde in dit geval dus 14 dagen na de afloop van het kalenderjaar 2017. 14 januari 2018 was echter een zondag. Op grond van artikel 1, eerste lid van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zondag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Het Hof ziet, anders dan de man betoogde, geen aanleiding voor het oordeel dat de Algemene termijnenwet in dezen niet van toepassing is. Op 15 januari 2018 was de beslistermijn dan ook nog niet verstreken. De schriftelijke ingebrekestellingen die door de man op 14 en 15 januari 2018 zijn ingediend zijn daarmee prematuur, oordeelt het Hof. De man is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak van de rechtbank moet daarom volgens het Hof worden bevestigd.
Bron: Taxence
Geef een reactie