Wie bezwaar maakt tegen een belastingaanslag en na afwijzing daarvan nogmaals een bezwaarschrift indient, gaat feitelijk in beroep. De fiscus moet in die gevallen het bezwaarschrift dus als beroepschrift aanmerken, oordeelt de Hoge Raad.
Een man maakt in 2018 bezwaar tegen een belastingaanslag, maar dat bezwaar wordt op 15 oktober afgewezen. Hij maakt op 30 oktober opnieuw bezwaar en stelt een maand later digitaal beroep in tegen de uitspraak. Volgens de rechtbank heeft hij dat beroep te laat ingediend. De zaak komt voor de Hoge Raad. Die neemt als uitgangspunt dat de rechtbank de brief van 30 oktober 2018 aan de fiscus niet heeft aangemerkt als een bezwaarschrift dat in plaats van een beroepschrift is ingediend en als beroepschrift aan de rechtbank had moeten worden doorgezonden. ‘Aan de inhoud van de brief van 30 oktober 2018 kon de rechtbank niet voorbijgaan’, vindt de hoogste rechter. ‘Daarbij is van belang dat uit de gedingstukken blijkt dat de brief behoort tot de stukken die door zowel de inspecteur als belanghebbende in beroep aan de rechtbank zijn overgelegd. Deze brief laat geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende het niet eens is met de uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2018. Artikel 6:15 Awb brengt mee dat de inspecteur de brief van 30 oktober 2018 als beroepschrift had moeten aanmerken en als zodanig aan de rechtbank had moeten doorzenden.’
De klacht van de man wordt door de Hoge Raad alsnog gegrond verklaard. ‘Het oordeel van de rechtbank dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend is onbegrijpelijk, aangezien de brief van 30 oktober 2018 als beroepschrift had moeten worden behandeld.’
Geef een reactie