In deze bijdrage bespreekt pensioenjurist Edwald de Voogd de nu bekende contouren van het pensioenakkoord, waarbij hij ook enkele kanttekeningen plaatst. Daarna illustreert hij aan de hand van een voorbeeld de mogelijke impact voor werknemers.
Komende zomer komt het overleg dat plaatsvindt binnen de stuurgroep die de contouren verkent van het nieuwe pensioenstelsel naar verwachting met de eerste resultaten. Het is nog steeds de planning dat deze stuurgroep dan in een hoofdlijnennotitie aan de Tweede Kamer uiteenzet hoe zij het toekomstige Nederlandse pensioenstelsel vorm wil geven.
Wat op dit moment al wel duidelijk is? We gaan van ‘defined benefit’-regelingen (bijvoorbeeld middelloon) over naar een vorm van ‘defined contribution’-regeling (beschikbare premie). Zo op het eerste gezicht is dit een logische keuze; voor werkgevers leidt deze overgang tot een betere kostenbeheersing en voor werknemers ontstaan meer ‘individueel’ georiënteerde pensioenpotjes. Maar aan deze overgang zitten nog wel een aantal juridische en financiële haken en ogen. Waarbij met name de financiële gevolgen door de coronacrisis nog eens worden benadrukt.
Hoofdlijn pensioenakkoord
Zoals gezegd, is het de bedoeling om voor de toekomstige pensioenopbouw in Nederland voor iedereen uit te gaan van een beschikbare-premieregeling. Dat betekent dat een werknemer niet langer uitzicht krijgt op een (min of meer) gegarandeerde uitkering vanaf de pensioendatum. In plaats daarvan heeft hij op de pensioendatum een kapitaal ter beschikking, waarmee hij tegen de op de pensioendatum geldende tarieven een pensioenuitkering moet aan.
Bij een beschikbare-premieregeling wordt de voor een werknemer in te leggen premie bepaald aan de hand van een zogenaamde premiestaffel. De premies in een dergelijke staffel stijgen naarmate de werknemer ouder wordt. Men berekent de premie over de pensioengrondslag (salaris minus AOW-franchise) van de werknemer. In het pensioenakkoord gaat men echter uit van een uniform premiepercentage voor iedere werknemer, ongeacht zijn/haar leeftijd. In dat kader duikt 25% op dit moment vaak op.
Er bestaan een aantal varianten van de beschikbare-premieregeling. De ‘oervariant’ is die waarbij de werknemer de ingelegde premie gebruikt om een kapitaal op pensioendatum te bereiken. Hiermee wordt dan vervolgens op dat moment de pensioenuitkeringen aangekocht. Een variant hierop is dat de werknemer de jaarlijks in te leggen premie direct gebruikt om een uitkering op pensioendatum in te kopen. Voor een werknemer maakt het nogal een verschil welke variant wordt gekozen. Daarover bestaat op dit moment onduidelijkheid.
Kanttekeningen
Risico voor hoogte uitkeringen
In het systeem van het pensioenakkoord komt het risico van de uitkeringen volledig bij de werknemer te liggen. Het klinkt dan misschien aardig dat in de opbouwfase de premies worden belegd en dat daarbij individuele keuzes kunnen worden gemaakt. Maar als op de pensioendatum de rente op een laag niveau staat, kunnen de uiteindelijke uitkeringen nog vies tegenvallen. Dat blijkt voor werknemers die op dit moment met pensioen moeten en die een pensioenregeling op basis van beschikbare premie hebben. De mogelijkheid om na de pensioendatum gedeeltelijk door te belegen biedt nu ook weinig soelaas.
Wat te doen met de reeds opgebouwde rechten?
Een belangrijke vraag is wat te doen met de in het ‘oude’ pensioensysteem opgebouwde rechten. Er zijn twee keuzes. Óf je laat deze rechten onaangetast, óf je brengt deze rechten, middels een waardeoverdracht, in het nieuwe systeem in. Aan de eerste optie – onaangetast laten – kleven met name uitvoeringstechnische problemen. Een pensioenuitvoerder moet dan twee verschillende systemen administreren. Aan de andere optie – waardeoverdracht – kleven naar mijn idee meer fundamentele bezwaren. Zo worden (relatief) zekere aanspraken omgezet in onzekere aanspraken, die afhankelijk zijn van beleggingsresultaten en rentestanden. Deze waardeoverdracht vindt zijn wettelijke verankering in artikel 83 Pensioenwet. Dit artikel vereist dat onder andere (gewezen) deelnemers geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar hebben gemaakt tegen de waardeoverdracht.
Compensatie
De vraag die bij een overgang van de ene pensioenregeling naar de andere altijd speelt, is óf en hoe werknemers compensatie moeten krijgen indien de nieuwe pensioenregeling minder is dan de oude. Als een werkgever verplicht deel moet nemen aan een pensioenregeling van een bedrijfstakpensioenfonds zal een dergelijke compensatie op centraal niveau worden afgesproken. En de compensatie zal worden betaald uit de buffers van de pensioenfondsen. Alle werkgevers met een pensioenregeling die is ondergebracht bij bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij, zullen een eventuele compensatie zelf met hun werknemers overeen moeten komen.
Voorbeeld
Peter, alleenstaand, werkt bij een werkgever die verplicht is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Peter heeft een salaris van € 50.000. Over 10 jaar bereikt hij de pensioengerechtigde leeftijd. In de pensioenregeling van ‘zijn’ pensioenfonds geldt een franchise van € 14.500. Er wordt pensioen opgebouwd op basis van het middelloonsysteem met een jaarlijks opbouwpercentage van 1,875%. Na zijn pensionering wil hij graag jaarlijks circa € 35.000 (incl. AOW) aan ‘inkomen’ ontvangen. Peter heeft momenteel een aanspraak van € 10.000 ouderdomspensioen opgebouwd. Uitgaande van 25% bedraagt de premie-inleg voor Peter de komende 10 jaar € 88.750. Met een nettorendement van 2,5% resulteert dat in een eindkapitaal van ruim € 101.000 op pensioendatum. Daarmee kan Peter, afgemeten aan de huidige tarieven, een jaarlijkse uitkering aankopen van € 4.600. In het middelloonsysteem had hij de komende 10 jaar nog een aanspraak opgebouwd van circa € 6.600.
Uiteraard zal de uitkomst anders worden, naarmate het behaalde rendement op de ingelegde premies en de rente op pensioendatum variëren. Maar ook de hoogte van de toegezegde middelloonaanspraak is allerminst zeker. Gelet op de financiële situatie bij veel pensioenfondsen is er al gekort en zal het kortingsspook ook in de toekomst boven de markt blijven hangen.
Overleg met EC of stelsel van verplichtstelling Europeesrechtelijk nog wel houdbaar is
Doordat de inhoud van de pensioenregelingen in de diverse sectoren van ons bedrijfsleven als gevolg van het pensioenakkoord uniformer gaat worden, is het de vraag of ons stelsel van verplichtstelling Europeesrechtelijk nog wel houdbaar is. De regering overlegt daar momenteel over met de Europese Commissie. Voor de zomer komt de regering met een hoofdlijnennotitie, waarin zij ook op dit punt meer duidelijkheid geven. En dan is het daarna zaak om het wetgevingstraject voortvarend verder in gang te zetten. De gevolgen van de coronacrisis voor de beurskoersen en de rentestand maken dat nog eens pijnlijk duidelijk.
Risico bij werknemers
De voorstellen uit het pensioenakkoord zullen ons pensioenstelsel zeker meer toekomstbestendig maken. Wel zal de overheid naar mijn idee richting werknemers goed duidelijk moeten maken dat dit betekent dat het nieuwe stelsel een grotere onzekerheid inhoudt omtrent de uitkeringen. Dit risico komt bij de werknemers te liggen.
Mr. Edwald de Voogd van der Straten is pensioenjurist bij Fiscount
Wil je jouw kennis op pensioengebied opfrissen, zodat je in staat bent om op het juiste moment te kunnen onderkennen welke pensioenvraagstukken je moet tackelen? Volg dan de cursus Pensioenupdate voor accountants.
WH Kolenbrander zegt
Een mooi en analytisch betoog!
Alleen wordt ook hier weer maar één zijde van het verhaal belicht. Wat als de rekenrente er niet was geweest of is. Hoe was/is het dan gesteld de dekkingsfactor. Uitgaande van een rendement van +/_ 7% per jaar in de afgelopen decennia had 3% per jaar kunnen worden geindexeerd en de rest herbelegd. Deze hele oenisioen discussie was dan niet nodig geweest. Alle penioendeelnemers begrijpen dat een verhoging van de uitkering in een slecht beleggingsjaar er niet in zit.
Daarnaast is pensioengeld van de deelnemers en niet van de overheid die middeks mistige constructies de grootste pensioenroof aan het voorkoken is gebaseerd op een rekenrente die dwars staat op de werkelijke rendementen. Overheid banken en verzekeraars staan te watertanden om deze pot met goud in handen te krijgen en hun zakken te vullen.
Als je al analyseert die het dan twee kanten op een gewogen anslyse is. Nu gebruikt u in uw aantiteling de Coronacrisis als aanleiding om straks uw eigen zakken te kunnen vullen.