Ondanks de forse overheidsinvesteringen in tijdelijke maatregelen, zoals de NOW 1.0 en 2.0 en de Tozo, is een forse terugval in werkgelegenheid onvermijdelijk. Accountantskantoren en andere specialistische zakelijke dienstverleners krimpen gemiddeld in werkgelegenheid en komen er dan nog relatief ‘gunstig’ vanaf, aldus de prognose van banken en het CPB. Het is echter moeilijk om zicht te krijgen op de effecten van alle overheidsmaatregelen, omdat de impact varieert per sector. Wel is duidelijk dat het aantal WW-gerechtigden naar verwachting fors toeneemt. Voor hen is vanuit die situatie aan de slag gaan als zelfstandige zeker een optie. Wat zijn daarbij de regels?
Allereerst een klein stukje historie. De WW-drempel is in de afgelopen decennia verder opgetrokken. Sinds 2006 is de WW geleidelijk teruggebracht van 5 jaar naar 2 jaar anno 2020. Een onderbouwing hiervoor vinden we terug in de memorie van toelichting van 2005-2006. Daarin spreekt de overheid van ‘moral hazard’, gedrag dat bijdraagt aan het beroep op de verzekering. Werkgevers kunnen hun leeglooprisico afwentelen op de WW. Een andere reden vinden we terug in de introductie van de Wwz (2015), waarbij bleek dat Nederland internationaal bezien een erg lange WW-duur voor 55-jarigen kende en een relatief genereuze werkloosheidsuitkering, vergeleken met het EU-gemiddelde. Kortom, de WW heeft zich ontwikkeld tot een relatief korte(re) inkomensverzekering, die de komende jaren vermoedelijk nog verder krimpt door verdergaande bezuinigen.
Recht op WW
Voor het recht op een WW-uitkering moet je:
- Werkloos zijn.
Dit wil zeggen dat je minimaal 5 arbeidsuren verliest, afgezet tegen je gemiddeld aantal arbeidsuren (= GGA) over de laatste 26 weken (dus inclusief overwerkuren). Hetzelfde geldt bij een arbeidscontract van 10 uren of minder, als je minimaal de helft van je arbeidsuren kwijtraakt. Uitgaan van een gemiddelde is met name van belang bij dienstverbanden die in omvang fluctueren, denk ook aan flexibele dienstverbanden. Bij de beoordeling van het verlies van arbeidsuren worden ook de niet-verzekeringsplichtige uren (vanuit arbeid als zzp’er/ondernemer) meegerekend.Een voorbeeld: stel, een persoon is werkzaam als zelfstandig accountant (= niet verzekeringsplichtige arbeid[1]) voor 36 uur en hij werkt daarnaast 4 uur voor een stichting als werknemer. Hij verliest die 4 uren, waardoor hij als werknemer meer dan de helft van zijn arbeidsuren verliest (contract voor minder dan 10 uur, dus hij verliest 100% van zijn uren). Alleen, hij werkt nog steeds 36 uren als accountant. Hierdoor verkeert hij feitelijk in dezelfde positie als een werknemer die er vier uur op achteruit gaat. Hij krijgt geen recht op WW voor het verlies van die vier arbeidsuren. Zou hij alleen dat baantje bij de stichting hebben gehad, dan had hij wel recht op WW gehad, omdat hij dan meer dan de helft van zijn arbeidsuren had verloren. - Beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt
De eis is dat je objectief beschikbaar moet zijn; het moet duidelijk zijn dat je beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt door je gedrag en houding. Niet beschikbaar zijn leidt tot het opgelegd krijgen van een maatregel (bijvoorbeeld een blijvende verlaging van de uitkering). - Voldoen aan de referte-eis
Je voldoet aan de referte-eis als je in de 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan werkloosheid, in ten minste 26 kalenderweken minstens 1 SV-uur hebt (voor SV zie art. 1a). Het voldoen aan de referte-eis geeft recht op een basis-WW-periode van 3 maanden.
Uitsluitingsgronden WW
Als aan alle voorwaarden voor het basisrecht op een uitkering is voldaan (a t/m c), kan een uitsluitingsgrond nog roet in het eten gooien. Bekende uitsluitingsgronden zijn detentie, onrechtmatig verblijf in Nederland, het bereiken van de AOW-leeftijd en vakanties die niet passen binnen de door de WW gestelde regels. Al deze maatregelen hebben tot gevolg dat je niet beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt of geacht wordt niet beschikbaar te zijn.
WW en zelfstandigheid
Er zijn grofweg twee mogelijkheden binnen de WW-structuur om te kiezen voor de weg van ondernemerschap: de startersregeling of de inkomensverrekening. Over de startersregeling kan ik kort zijn: de WW-uitkeringsgerechtigde kan met toestemming van zijn UWV-werkcoach gebruikmaken van de startersregeling. Hij ontvangt voor een vaste periode van 26 weken 29% minder WW-uitkering. Tijdens deze startperiode mag hij alles doen wat nodig is voor zijn eigen bedrijf. Als de start als zelfstandige mislukt, kan hij in principe terugvallen op zijn WW-uitkering.
De inkomensverrekening
Wanneer je als zelfstandige in de WW inkomsten krijgt, heeft dit tot gevolg dat:
- je je status als werknemer verliest over de uren die je werkt als zelfstandige. Die werknemersstatus is noodzakelijk voor je recht op een WW-uitkering. Over die uren raak je dus je recht op een WW-uitkering kwijt;
- het UWV inkomensverrekening gaat toepassen. Daarbij worden niet de daadwerkelijke inkomsten verrekend; het UWV past een fictieve inkomenskorting toe.
Een voorbeeld: als je een WW-uitkering hebt voor 40 uur en je gaat voor 10 uren als zelfstandige werken, dan verlies je over die 10 uren je status als werknemer – en dus ook je WW-recht – over die 10 uren. Het UWV kort je WW-uitkering over die 10 uren, door het berekende dagloon als basis voor je WW-uitkering terug te brengen naar een uurloon. Stel, Kees had een dagloon van € 180,00 bij zijn laatste werkgever en hij werkte 6 uur per dag. Zijn uurloon is dan € 180,00 : 6 = € 30,00. Het fictieve inkomen is dan € 30,00 x 10 uren = € 300,00. Het UWV kort 70% van dit bedrag op de WW-uitkering. Hierbij zijn twee dingen van belang:
- het gaat dus niet om het daadwerkelijke inkomen wat gekort wordt, maar om het fictieve inkomen;
- het is verplicht om alle uren als zelfstandige door te geven. Worden weinig uren opgegeven, maar claimt betrokkene wel de zelfstandigenaftrek over dezelfde periode, dan is dit een signaal voor het UWV dat er geen juiste urenopgave is verstrekt. De kans is groot dat er een forse invordering volgt wegens fraude. Het is dus cruciaal dat de zelfstandige het belang beseft van een juiste urenopgave.
Kloppen de uren?
Uit de jurisprudentie blijkt dat niet alleen de declarabele uren meetellen, maar alle uren die samenhangen met de onderneming, dus ook de uren voor administratie, acquisitie, het inwinnen van adviezen en zelfstudie, zelfs als ze in het weekend zijn verricht[2]. Verder gelden ook het wachten op klanten en de reistijd tot de werkzaamheden, als uren die moeten worden opgegeven[3]. In de jurisprudentie is door de Raad geaccepteerd dat het UWV – bij een vermoeden van te weinig opgegeven uren – de urenomvang op basis van een schatting vaststelt[4]. Het UWV heeft wel de plicht om een gedegen onderzoek in te stellen naar de feitelijke omvang van de werkzaamheden.
Een ander concreet voorbeeld uit de jurisprudentie is een zaak voor de Raad van Beroep, waarin een uitkeringsgerechtigde stelde dat de werkzaamheden voor de nieuwe vennootschap niet meer dan 4 uren per week in beslag namen. De Raad vond dit volstrekt onaannemelijk.[5] Daarbij in aanmerking genomen dat ze een bedrijfspand hadden betrokken en een secretaresse hadden aangenomen in de eerste zes maanden. De WW-uitkering stopt in z’n geheel als het inkomen als zelfstandige méér bedraagt dan 87,5% van het oude maandloon; het loon waarop de WW-uitkering is gebaseerd.
Terug de WW in?
Blijkt het bestaan als zelfstandige toch niet rendabel genoeg, of voldoet het anderszins niet aan verwachtingen? Dan kan de zelfstandige stoppen en terugvallen op een volledige WW-uitkering. Hier zijn enkele voorwaarden aan verbonden:
- Betrokkene moet geheel stoppen met het werken als zelfstandige.
- Het neerleggen van het werk als zelfstandige vindt plaats binnen een periode die valt binnen de resterende uitkeringsduur, dan wel binnen anderhalf jaar als de uitkeringsduur korter is dan zes maanden. Hierdoor herleeft de status werknemerschap weer. De werknemer kan weer opnieuw een WW-uitkering aanvragen, waarna het UWV zal beoordelen of er nog voldoende rechten zijn.
Tussencategorie
Tot slot: sinds 1 januari 2015 geldt artikel 8 lid 5 (nieuw) WW. Dit artikel gaat over een categorie werkzaamheden, die niet vallen binnen een arbeidsovereenkomst of werk als zelfstandige. In die zin is het een soort ‘tussencategorie’. Hier behoort het gedeeltelijk beëindigen van werk als zelfstandige wel tot de mogelijkheden om het recht op WW-uitkering te laten herleven. Bovendien wordt hier geen termijn genoemd waarbinnen het gedeeltelijk stopzetten moet plaatsvinden voor het recht op herleving. Dat maakt de regeling zeer aantrekkelijk, omdat zo wordt meebewogen met de duur van het werk.
Helaas is uit de wetsgeschiedenis niet duidelijk af te leiden om welk type werkzaamheden het hier precies gaat. Wel lijkt het hier om het aanvaarden van kleine opdrachten[6] te gaan. Er is geen sprake van ‘echte’ zelfstandigheid. Om te kunnen bekijken of er sprake is van deze tussencategorie of van een zelfstandige, wordt gekeken naar de intentie van de betrokkene, de al dan niet aanwezige inschrijving bij de KvK en of er jaarstukken worden opgemaakt voor de Belastingdienst. Ook wordt gekeken of er gebruikgemaakt wordt van de zelfstandigenaftrek, of betrokkene eigen bedrijfsmiddelen heeft en meerdere opdrachtgevers heeft en of hij reclame maakt[7].
Aan de slag als zelfstandige?
Als het inkomen onder het sociaal minimum uitkomt, is een aanvulling vanuit de Toeslagenwet mogelijk. Deze mogelijkheid wordt niet geboden als men aan de slag gaat als zelfstandige. De gevolgen van corona en de te verwachten grote instroom in de WW bieden een mooie kans om als zelfstandige aan de slag te gaan.
Mr Joyce B.E. Paashuis is Adviseur Sociale Zekerheid bij Fiscount.
[1] Er wordt inkomen gegeneerd vanuit ondernemerschap en dat is niet verzekerd door de WW.
[2] CRVB:14 juli 2004, USZ 2004/288.
[3] ECLI: NL:CRVB:2012:BY5201.
[4] CRVB 31 augustus 2005, USZ 2005/368.
[5] CRVB 7 juli 1992, RSV 1992/353.
[6] Kamerstukken II 2013/14, 33988, nr. 3, p. 19-20, nr. 17, p. 5
[7]Zie ook Fluit, publicatie 9 april 2016.
Geef een reactie