De TVL wordt ten aanzien van het eerste kwartaal van 2021 (derde openstelling van de regeling) op een aantal onderdelen gewijzigd. Omdat subsidiebedragen worden verhoogd, zullen er ook vaker accountants- en derdenverklaringen nodig zijn. De wijzigingen zijn woensdag in de Staatscourant gepubliceerd.
Berekening subsidiepercentage
Ondernemers hebben vanwege de verlengde lockdown steeds beperktere mogelijkheden om hun resterende vaste lasten te dekken. Om deze ondernemers te ondersteunen, wordt het subsidiepercentage voor het eerste kwartaal van 2021 verhoogd. Er is voor gekozen het vergoedingspercentage niet langer op te laten lopen van 50% (bij 30% omzetverlies) naar 70% (bij 100% omzetverlies), maar het subsidiepercentage voor een ieder en onafhankelijk van het omzetverlies te bepalen op 85%. Met het oog hierop is de wijze van berekening van de hoogte van de subsidie aangepast. Deze wijziging heeft als effect dat iedereen die in aanmerking komt voor subsidie op grond van de regeling, op een hoger subsidiebedrag uitkomt.
In de subsidieformule betekent dit dat in plaats van een subsidiepercentage dat afhankelijk is van de mate van omzetderving, voor D een vast subsidiepercentage wordt opgenomen. De subsidieformule blijft verder gelijk: De hoogte van de subsidie wordt als volgt bepaald: referentieomzet(€) (A) * omzetverlies(%) (B) * aandeel vaste kosten van de omzet(%) (C) * subsidiepercentage (D). D wordt gedefinieerd als het subsidiepercentage, dat 85% bedraagt.
Hoger maximum en minimum subsidiebedrag
Om de steun voor zwaar getroffen MKB-bedrijven beter te laten aansluiten bij hun situatie wordt het maximale subsidiebedrag per onderneming voor het eerste kwartaal van 2021 verhoogd van € 90.000 naar € 550.000. Het verhogen van het vergoedingspercentage leidt ertoe dat meer bedrijven eerder aan het maximum subsidiebedrag komen. Voor kleinere ondernemers die door sluiting zijn getroffen, zijn vaste lasten een grote kostenpost en wordt een groter beslag gelegd op de buffers. Daarom wordt het minimum subsidiebedrag verdubbeld tot € 1.500 per onderneming (was dus € 750). Dit minimum subsidiebedrag geldt ook voor ondernemingen gestart tussen 1 maart 2020 en 15 maart 2020, waarvoor bepaald is dat ze het minimum subsidiebedrag ontvangen omdat voor deze ondernemingen geen referentieomzet kan worden bepaald.
Voorraad Gesloten Detailhandel
Nu de verplichte sluiting van een groot deel van de detailhandel langer duurt, zal wintervoorraad voor een groter deel moeten worden afgeschreven, aangezien uitgestelde aankopen voor een groter deel afstel zullen worden. Ook zijn nieuwe voorraden reeds onderweg. Daarom wordt de opslag ondernemingen detailhandel voor voorraad (zogenoemde VGD) verlengd naar het eerste kwartaal van 2021 en verhoogd. De opslag bedraagt 21%. De berekening van de opslag is: referentieomzet(€) (A) * omzetverlies(%) (B) * 21% (C) * subsidiepercentage (D). Hierbij is D vastgesteld op 85%. De opslag komt bovenop de (reguliere) TVL-subsidie, die een maximum kent van € 550.000. Deze opslag bedraagt maximaal € 300.000. Het maximumbedrag dat deze ondernemingen in het eerste kwartaal van 2021 in totaal kunnen ontvangen bedraagt € 850.000. Het minimumbedrag voor deze opslag bedraagt € 1.200. De afbakening op SBI-code van deze opslag blijft ongewijzigd.
Reisbranche
De reissector maakt sinds het begin van de crisis annuleringskosten, die geen onderdeel van de vaste lasten zijn en dus niet worden gedekt door bestaande regelingen. Dit is een grote kostenpost voor de reissector, omdat voor corona, en ook in corona-tijd op een moment met betere vooruitzichten, nog vakanties zijn geboekt. Wanneer aan een onderneming in de reisbranche subsidie wordt verstrekt op grond van deze regeling, wordt het bedrag van de subsidie opgehoogd met een opslag voor annuleringskosten. Voor deze opslag komen enkel in aanmerking ondernemingen die op 15 maart 2020 in het handelsregister waren ingeschreven met een hoofdactiviteit die valt binnen de SBI-codes 79.11 en 79.12 Deze ophoging van de subsidie zal ambtshalve plaatsvinden, wat betekent dat de betreffende ondernemers daar geen aanvraag voor hoeven in te dienen. De opslag is een integraal onderdeel van de subsidie. De hoogte van de opslag wordt als volgt bepaald: referentieomzet(€) (A) * omzetverlies(%) (B) * 3,4% (C) * subsidiepercentage (D). Dit percentage onder C is een schatting van de omvang van de annuleringskosten die bedrijven in de reisbranche niet retour ontvangen hebben maar wel terug moesten betalen aan de consument, als onderdeel van de omzet voor een gemiddelde reisonderneming, daarbij gecorrigeerd voor het feit dat een deel van het omzetverlies wordt veroorzaakt door boekingen die niet hebben plaatsgevonden, niet geannuleerd hoefden worden en ten aanzien waarvan ook geen annuleringskosten zijn ontstaan. Het subsidiepercentage (D) bedraagt 85%.
De opslag komt bovenop de (reguliere) TVL-subsidie, die een maximum kent van € 550.000 per kwartaal. De opslag is gebonden aan een maximum van € 130.000. Het maximum dat deze ondernemingen voor het eerste kwartaal van 2021 kunnen ontvangen is daarmee € 680.000. Het minimumbedrag voor deze opslag bedraagt € 500. Dit bedrag komt (afgerond naar boven) overeen met de opslag die ondernemingen minimaal ontvangen, gegeven de omzetverliesdrempel, de vaste lastendrempel en het aandeel vaste kosten van de omzet voor deze sector.
Land- en tuinbouw
In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren, zoals kosten voor voeding, (plant)verzorging en gewasbescherming. Deze kosten ontstaan door de specifieke kenmerken van de land- en tuinbouw, zoals een continue of lang-cyclische productie die wordt gekenmerkt door natuurlijke processen en die niet eenvoudig aangepast kan worden. Deze kosten zijn sectorspecifiek en worden daarom niet meegenomen in de standaardberekening van de TVL. Wanneer aan een land- en tuinbouwonderneming subsidie wordt toegekend op grond van deze regeling, wordt het bedrag van de subsidie opgehoogd met een opslag voor specifieke kosten. Voor deze opslag komen enkel in aanmerking ondernemingen die op 15 maart 2020 in het handelsregister waren ingeschreven met een hoofdactiviteit die valt binnen de SBI-codes 01.1, 01.2, 01.3, 01.4 en 01.5. Deze ophoging van de subsidie zal ambtshalve plaatsvinden, wat betekent dat de betreffende ondernemers daar geen aanvraag voor hoeven in te dienen. De opslag is een integraal onderdeel van de subsidie. De hoogte van de opslag wordt als volgt bepaald: referentieomzet(€) (A) * omzetverlies(%) (B) * 21% (C) * subsidiepercentage (D). Dit percentage onder C is een schatting van de omvang van de voornoemde kosten waar deze opslag op ziet als onderdeel van de omzet voor een gemiddeld land- en tuinbouwbedrijf. Het subsidiepercentage (D) bedraagt 85%.
Extra controle-eisen
Met deze regeling wordt het maximale subsidiebedrag dat een MKB-onderneming per kwartaal kan ontvangen, verhoogd van € 90.000 naar € 550.000. Als gevolg hiervan worden extra eisen aan de wijze van verantwoording gesteld. Wanneer het vast te stellen subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, zal bij de vaststelling een nader vast te stellen product van een accountant of account-administratieconsulent moeten worden aangeleverd volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document. Met het opleggen van deze extra verplichting bij vaststelling, indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, wordt aangesloten bij (het grensbedrag uit) het Uniform Subsidiekader.
Artikel 2: 396 BW
Voor ondernemingen die controleplichtig zijn op grond van artikel 2:396 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zal, indien het vast te stellen subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, de accountant of account-administratieconsulent een rapport van feitelijke bevindingen (COS4400N) moeten aanleveren. Waar het gaat om bedrijven die niet controleplichtig zijn op grond van artikel 2:396 BW, zal het gaan om een samenstelopdracht ‘plus’ (COS4416N). Deze aan te leveren producten zullen nader worden uitgewerkt in een accountantsprotocol. Middels het aan te leveren product zal in ieder geval verklaard moeten worden omtrent de ondernemingen waarmee de onderneming die de subsidie ontvangt banden, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening, onderhoudt, de kwalificatie van de onderneming die de subsidie ontvangt als MKB-onderneming, de omzet in de subsidieperiode en de omzet in de referentieperiode. Nu het maximale subsidiebedrag per kwartaal stijgt van € 90.000 naar € 550.000 is het des te belangrijker dat door middel van controles geborgd wordt dat de maximale steunbedragen die gelden voor de onderneming als geheel op grond van de Tijdelijke kaderregeling (€ 1.800.000, € 270.000 of € 225.000) niet worden overschreden.
MKB-ondernemingen die al subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 ontvangen en van wie de subsidie als gevolg van de onderhavige wijzigingen van de TVL wordt verhoogd tot € 125.000 of meer, worden door RVO middels de aanvullende subsidieverlening gewezen op deze extra verplichting bij vaststelling.
Zie hier de publicatie in de Staatscourant.
Geef een reactie