Het Amsterdamse Lake Hotel heeft volgens het gerechtshof in Amsterdam geen recht op huurkorting in verband met de coronamaatregelen. De verklaring van de accountant leverde onvoldoende bewijs voor een omzetdaling die korting rechtvaardigt, oordeelt het hof.
Het hotel was tot 1 februari 2020 eigendom van de twee eigenaren van het pand waarin het hotel is gevestigd. De exploitatie van het hotel is per die datum overgedragen; de nieuwe hoteleigenaren huurden het pand voor een periode van 15 jaar, tegen een huurprijs van € 230.000 per jaar. Vlak na de start van de nieuwe hotelbazen breekt de coronapandemie uit en de daarmee gepaard gaande beperkende maatregelen. In september vraagt het hotel aan de verhuurders dan ook of de huur ook tijdelijk per maand betaald kan worden in plaats van per kwartaal én of die huur gematigd kan worden tot een maandbedrag van € 11.000. Daar zien de verhuurders niets in.
De huur voor het vierde kwartaal van 2020 wordt daarna gedeeltelijk betaald; de leasetermijn voor de vaatwasser is niet betaald. De huur over het eerste kwartaal van 2021 wordt in het geheel niet betaald. In januari doet een beveiligingsbedrijf in opdracht van de hoteleigenaren onderzoek naar de staat van de brandveiligheidsvoorzieningen in het hotel. Later die maand gaat het hotel dicht.
Omzetdaling aannemelijk maken
In kort geding eisen verhuurders vervolgens betaling van de achterstallige huur en ontruiming van het bedrijfspand binnen 48 uur. Daar stellen de hoteluitbaters de eis tegenover dat de brandveiligheid in het hotel op orde gebracht moet worden. Maar de kortgedingrechter vindt dat de huur betaald moet worden, zij het niet volledig. Omdat de pandemie door huurder noch verhuurder voorzien kon worden, is het redelijk om de financiële gevolgen over beide partijen te verdelen, overweegt de rechter eind januari. Maar dan moet Lake Hotel wel aannemelijk maken dat de omzet als gevolg van de pandemie sterk is teruggelopen.
Brief accountant
Om dat aan te tonen, wordt onder meer een brief van de accountant in stelling gebracht. Die komt begin maart dit jaar uit op een gemiddelde omzetdaling van 38% in de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020 ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Het voorlopig resultaat over de periode 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020 is € 137.000. Het hotel zelf voert nog gegevens aan uit de software die wordt gebruikt om de boekingen bij te houden. Maar dat is niet voldoende om ook daadwerkelijk het beweerdelijke financiële nadeel aannemelijk te maken, vinden de verhuurders: ‘Uit de brief van de accountant blijkt dat het geen gecontroleerde verklaring is, maar dat hij zich slechts heeft gebaseerd op door Lake Hotel aangeleverde informatie. Dit voldoet niet aan de eisen die gesteld worden aan de onderbouwing van financieel nadeel ten gevolge van de pandemie.’
Geen reden om pijn te verdelen
De verhuurders krijgen gelijk van het hof: ‘In het licht van de gemotiveerde betwisting door [de verhuurders], had het op de weg van Lake Hotel gelegen haar stellingen en de stukken die zij in het geding heeft gebracht nader toe te lichten en aan te vullen. Dat zij dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico. Bij deze stand van zaken is niet aannemelijk geworden dat de omzet van Lake Hotel als gevolg van de coronacrisis sterk is teruggelopen, althans is achtergebleven bij datgene wat redelijkerwijs mocht worden verwacht. Bovendien heeft Lake Hotel onvoldoende duidelijkheid verschaft met betrekking tot overheidsbijdragen waarop zij aanspraak kan maken of heeft kunnen maken. Voor het verdelen van de pijn van de gevolgen van de pandemie in dit concrete geval bestaan daarom onvoldoende concrete aanknopingspunten.’
Ontruiming
Met de brandveiligheidseis komt het hotel ook niet ver: ‘Lake Hotel heeft een onderneming gekocht die een going concern hotel omvatte. Vanaf de leveringsdatum moest zij zelf zorgen voor de vereiste vergunningen.’ De eis tot voorwaardelijke ontruiming wordt bovendien toegewezen: het niet volledig betalen van de huur is ‘een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, die in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde in een bodemprocedure rechtvaardigt’. Het hotel moet binnen vier weken de achterstallige huur betalen; zo niet, dan moet het pand ontruimd worden.
Uitspraak gerechtshof Amsterdam, 20 juli 2021, gepubliceerd 23 augustus
Geef een reactie