De webshopondernemers van Partywinkel BV uit Nieuw-Vennep liepen tegen een boete van ruim €20.000 van de Belgische belastingautoriteiten aan, omdat ze al enkele jaren het drempelbedrag voor afstandsverkopen aan Belgische consumenten hadden overschreden en daarom btw-aangifte in België hadden moeten doen. De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de RB-belastingadviseur die hen bijstond zijn zorgplicht heeft geschonden door aan de ondernemers te melden dat ze aan de verkopen buiten Nederland géén tijd en aandacht hoefden te besteden, terwijl dit juist van doorslaggevend belang is voor de vraag of de drempelbedragen zijn overschreden.
De belastingadviseur is daarom tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. In totaal moet hij Partywinkel daarom ruim €6000 schadevergoeding betalen. De Raad van Tucht van de Vereniging Register Belastingadviseurs legde de man in 2020 vanwege de kwestie ook al een waarschuwing op.
Partywinkel
Twee ondernemers exploiteren Partywinkel, een webshop in feestartikelen. Via de webshop verkopen zij feestartikelen aan zakelijke klanten en consumenten, voornamelijk in Nederland en België. Aanvankelijk werd de webshop geëxploiteerd via de vennootschap onder firma Prohap. In maart 2017 is de onderneming ingebracht in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Partywinkel, waarvan de twee ondernemers de (indirect) aandeelhouders zijn.
Opdrachten aan belastingadviseur
Sinds maart 2013 verricht de belastingadviseur werkzaamheden voor aanvankelijk Prohap, later Partywinkel. De belastingadviseur heeft jaarlijks opdrachtbevestigingen gestuurd aan Partywinkel. Partywinkel heeft de belastingadviseur opdracht gegeven de financiële administratie te controleren en jaarrekeningen samen te stellen. In de opdrachtbevestigingen is vermeld dat de belastingadviseur zich baseert op de door Partywinkel verstrekte gegevens en dat Partywinkel verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid van de aan hem ter beschikking gestelde gegevens.
E-boekhouden
Partywinkel houdt zelf haar financiële administratie bij in een daartoe door de belastingadviseur aanbevolen boekhoudprogramma (e-boekhouden). E-boekhouden is gekoppeld aan de webshop van Partywinkel. Voor zijn werkzaamheden raadpleegde de belastingadviseur e-boekhouden. De onderliggende bestanden waarin de afzonderlijke verkopen in de webshop zichtbaar zijn, zogenaamde CSV-bestanden (in Excel-formaat), waren niet voor de belastingadviseur toegankelijk. Wel heeft Partywinkel in 2015 eenmalig een CSV-bestand aan hem verstrekt.
Btw-aangiften en afstandsverkopen
De aangifte omzetbelasting is steeds door Partywinkel zelf ingediend. Op verzoek van Partywinkel heeft de belastingadviseur voor de jaren 2015, 2016 en 2017 de btw-suppletieaangifte voor Partywinkel verzorgd. Op basis van destijds geldende regelgeving moest Partywinkel in België aangifte doen van haar omzet aan Belgische consumenten (afstandsverkopen), als die omzet een bedrag van € 35.000 oversteeg (het drempelbedrag). Als de omzet aan Belgische consumenten onder het drempelbedrag bleef, diende Partywinkel de volledige omzet aan te geven in Nederland.
E-mails
Ieder voorjaar vond een bespreking plaats tussen Partywinkel en de belastingadviseur waarbij de jaarcijfers van het voorgaande jaar en de btw-suppletieaangifte werden besproken. Bij een tussentijdse controle in september 2017 heeft de belastingadviseur een verschil geconstateerd tussen de jaarcijfers en de door Partywinkel gedane btw-aangiften. Naar aanleiding daarvan heeft op 22 september 2017, 2 oktober 2017 en 6 oktober 2017 tussen de belastingadviseur en één van de twee ondernemers achter Partywinke) de volgende e-mailcorrespondentie plaatsgevonden:
Belastingadviseur: “Hoeveel omzet binnen de EU is er in 1e halfjaar geweest?”
Partywinkel: “Aan de hand van E-boekhouden en deze moet leidend zijn is dat 1.082.275,88”
Belastingadviseur: “Wil je een overzicht vanuit de webshop mailen m.b.t. de omzet EU per land over het 1e halfjaar?”
Partywinkel: “Is dit relevant ook al verkopen wij veel aan België met 21% BTW? Dit kost namelijk erg veel tijd om dit exporteren en te filteren, daarnaast lopen alle facturen automatisch door in E-boekhouden, dus deze moet leidend zijn”
Belastingadviseur: “M.b.t. de verkopen buiten NL mag je deze laten zitten. Het is inderdaad niet de bedoeling dat je daar veel tijd aan moet besteden”
Boete Belgische fiscus
Tijdens de bespreking van de jaarcijfers van 2017 op 5 april 2018 is door partijen geconstateerd dat Partywinkel in het derde kwartaal van 2017 het drempelbedrag voor afstandsverkopen aan Belgische consumenten (€ 35.000) heeft overschreden en dat Partywinkel daarom btw-aangifte in België had moeten doen. Vervolgens is duidelijk geworden dat Partywinkel dit drempelbedrag voor afstandsverkopen in België al vanaf medio 2016 had overschreden. De belastingadviseur heeft daarop maatregelen getroffen om de registratie van Partywinkel in België te faciliteren via een btw specialist in België (The VAT House). Op 31 juli 2018 is de registratie van Partywinkel in België afgerond. De Belgische belastingautoriteiten hebben de door Partywinkel ten onrechte niet aangegeven omzetbelasting voor de jaren 2016 en 2017 nageheven en een boete opgelegd van aanvankelijk € 32.980. Daartegen heeft The VAT House namens Partywinkel bezwaar gemaakt, waarna de boete is verminderd tot € 20.480. Ook hebben de Belgische belastingautoriteiten een boeterente bij Partywinkel in rekening gebracht van € 7.374,86. De ten onrechte in Nederland betaalde btw over afstandsverkopen aan Belgische consumenten is door de Nederlandse Belastingdienst aan Partywinkel terugbetaald. Op 26 september 2018 mailde Partywinkel aan de belastingadviseur: “Terugkomend op de communicatiefout, de bedragen van 35.000 of 100.000 zijn ergens besproken, maar dit is nooit op papier gecommuniceerd”
Aansprakelijkstelling en tuchtzaak
Partywinkel heeft de belastingadviseur daarna per brief van 20 februari 2019 aansprakelijk gesteld voor de schade. Op 16 april 2019 heeft Partywinkel een klacht ingediend tegen de belastingadviseur bij de Raad van Tucht van de Vereniging Register Belastingadviseurs. De Raad van Tucht heeft op 17 maart 2020 uitspraak gedaan en de belastingadviseur de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Daarbij heeft de Raad van Tucht – samengevat – geoordeeld dat de belastingadviseur niet heeft gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende zorgplicht, door geen schriftelijke verslag te verstrekken van de besprekingen en door niet door te vragen over de afstandsverkopen.
Rechtszaak over aansprakelijkheid
Partywinkel spande daarop een rechtszaak aan tegen de belastingadviseur, waarbij onder anderen een schadevergoeding van ruim €30.000 werd gevorderd. De rechtbank oordeelt allereerst dat het vervalbeding uit de algemene voorwaarden, waar de belastingadviseur zich op beroept, niet van toepassing is. De bepaling heeft namelijk geen betrekking op schadevergoedingsvorderingen.
Tekortkoming?
De rechtbank oordeelt dat er in september/oktober 2017 voor de belastingadviseur een concrete aanleiding bestond om opnieuw te wijzen op de afstandsverkopen en drempelbedragen. Toen heeft de belastingadviseur (in het kader van een geconstateerd verschil die geen verband hield met afstandsverkopen/drempelbedragen) gevraagd naar een overzicht van de omzet per EU-land. Daarop heeft Partywinkel de vraag gesteld of dit relevant was en dat het erg veel tijd kost om dit te filteren en exporteren. In reactie daarop heeft de belastingadviseur geschreven dat Partywinkel de verkopen buiten Nederland mocht laten zitten en dat het niet de bedoeling was dat Partywinkel daaraan veel tijd moet besteden.
De belastingadviseur heeft als verweer aangevoerd dat hij twee keer heeft doorgevraagd en dat Partywinkel twee keer heeft verwezen naar de gegevens uit e-boekhouden, zodat hij heeft voldaan aan zijn verplichtingen. Dit betoog faalt. De belastingadviseur heeft één keer gevraagd naar de omzet per EU-land, waarop Partywinkel reageerde met de vraag of het relevant was en heeft verwezen naar e-boekhouden. De belastingadviseur had geen genoegen mogen nemen met de verwijzing naar e-boekhouden, omdat daaruit niet de omzet per EU-land volgt. Uit de mededelingen van Partywinkel blijkt bovendien dat zij zich er niet van bewust was dat de hoogte van de omzet per EU-land relevant was. Ook volgt uit de antwoorden van Partywinkel dat zij daarvan op dat moment geen overzicht had. In plaats van de afstandsverkopen en drempelbedragen in reactie op de vraag van Partywinkel of het overzicht per land relevant was nog een keer onder de aandacht te brengen, heeft de belastingadviseur het tegenovergestelde gedaan. Hij heeft gemeld dat Partywinkel aan de verkopen buiten Nederland géén tijd en aandacht hoeft te besteden, terwijl dit juist van doorslaggevend belang is voor de vraag of de drempelbedragen zijn overschreden. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de belastingadviseur in september/oktober 2017 zijn zorgplicht heeft geschonden en daarom is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, oordeelt de rechtbank.
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat als de belastingadviseur in oktober 2017 nogmaals had gewezen op de afstandsverkopen en drempelbedragen, op dat moment ook was geconstateerd dat het drempelbedrag werd overschreden. Daarvan was op dat moment (in tegenstelling tot april 2016) namelijk al sprake, terwijl Partywinkel voldoende concreet heeft toegelicht dat zij uit de voor haar beschikbare CSVbestanden met een redelijk eenvoudige bewerking kon inzien wat de omzet naar Belgische consumenten klanten precies was. Het ligt voor de hand dat als partijen toen hadden ontdekt dat het drempelbedrag werd overschreden, zij zo snel mogelijk de aangifte in België zouden hebben gedaan.
De belastingadviseur stelt dat ook als in oktober 2017 zou zijn geconstateerd dat aangifte gedaan had moeten worden in België, de schade van Partywinkel niet meer voorkomen had kunnen worden. De belastingadviseur heeft aangevoerd dat Partywinkel eerst geregistreerd had moeten worden in België voordat in België aangifte kon worden gedaan en dat die registratie zo’n vier maanden duurt (dus tot begin 2018). Hij verwijst daarbij naar de registratie van Partywinkel die in april 2018 is aangevraagd en pas in juli 2018 is gerealiseerd.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat indien partijen in oktober 2017 direct aan de Belgische belastingautoriteiten zouden hebben gemeld dat Partywinkel vanaf kwartaal 4 van 2017 aangifte wenste te doen en dat Partywinkel zich daartoe zal registreren (maar nog in afwachting is van registratie), de Belgische belastingautoriteiten dan een boete zouden opleggen voor kwartaal 4 van 2017 wegens te late aangifte. Dat zou ook strijdig zijn met het feit dat in werkelijkheid aan Partywinkel alleen een boete is opgelegd voor 2016 en 2017 en niet voor (kwartaal 1 van) 2018, terwijl de registratie van Partywinkel in België pas in juli 2018 afgerond was. De rechtbank vindt het daarom voldoende aannemelijk dat indien de tekortkoming van de belastingadviseur in september/oktober 2017 wordt weggedacht, de Belgische belastingdienst geen boete zou hebben opgelegd voor kwartaal 4 van 2017. Daarmee is het causaal verband (artikel 6:74 lid 1 BW) gegeven.
Omvang van de schade en kosten
De totale boete (na vermindering als gevolg van het ingediende bezwaar) bedroeg voor 2016 € 3.331,29 en voor 2017 € 17.156,17, dus in totaal € 20.487,46 (kennelijk afgerond tot € 20.480). Indien de tekortkoming van de belastingadviseur wordt weggedacht zou geen boete zijn opgelegd voor kwartaal 4 van 2017. De boete voor kwartaal 4 van 2017 becijfert de rechtbank op € 17.156,17 * ¼ = € 4.289,04. De totale boeterente bedroeg € 7.374,86. De boeterente voor kwartaal 4 van 2017 becijfert de rechtbank op (€ 4.289,04/€ 20.487,46) * € 7.374,86 = € 1.543,92. Met het overleggen van het bankrekeningafschrift heeft Partywinkel voldoende aangetoond dat zij de boete en de boeterente aan de Belgische belastingautoriteiten heeft voldaan. Deze schade komt dus voor toewijzing in aanmerking.
Partywinkel vordert daarnaast vergoeding van de kosten die The VAT House bij haar in rekening heeft gebracht. Voor zover die kosten zijn gemaakt voor de registratie van Partywinkel in België, komen zij niet voor vergoeding in aanmerking, omdat Partywinkel deze kosten ook had moeten maken indien de tekortkoming van de belastingadviseur wordt weggedacht. De kosten van The VAT House die zijn gemaakt voor het indienen van het bezwaar tegen de aanvankelijk hoger vastgestelde boete in België, komen wel voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 sub a BW), echter slechts voor het deel dat kwartaal 4 van 2017 betreft. De totale kosten van het bezwaar bedragen € 357 (factuur 6 november 2018) + € 1.150 + € 225 (factuur 10 januari 2019) is € 1.732. Voor kwartaal 4 van 2017 worden de kosten van het bezwaar becijferd op (€ 4.289,04/€ 20.487,46) * € 1.732 is € 362,59.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de schadevergoedingsvordering wordt toegewezen tot een hoofdsom van (€ 4.289,04+€ 1.543,92+€ 362,59=) € 6.195,55.
Geef een reactie