
Er is een wettelijke grondslag voor de verplichting om met eHerkenning aangifte voor de loonheffingen te doen, en het is toelaatbaar dat kosten moeten worden gemaakt om aan deze verplichting te voldoen. Die kosten mogen echter niet onevenredig hoog zijn. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald in een arrest naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet.
eHerkenning
Vanaf 1 januari 2020 is voor de loonheffingen ingevoerd dat in beginsel uitsluitend elektronisch (dus digitaal) aangifte kan worden gedaan. Daarvoor is het nodig om in te loggen met het authenticatiemiddel eHerkenning omdat eHerkenning het enige beschikbare middel is dat voldoet aan het (op grond van Europese regelgeving) vereiste beveiligingsniveau. Afhankelijk van het aantal jaren waarvoor het inlogmiddel wordt aangeschaft, bedragen de kosten € 20 tot € 25 per jaar. Het inlogmiddel is verkrijgbaar bij verschillende commerciële partijen.
De Procureur-Generaal diende in een rechtszaak van een belastingbetaler een vordering tot cassatie in het belang der wet in omdat het naar zijn mening in het algemeen belang is dat de Hoge Raad zich uitspreekt over de wettelijke grondslag van eHerkenning voor het doen van aangiften.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad beantwoordt in de uitspraak twee vragen: 1) is er een wettelijke grondslag voor de verplichting om met eHerkenning aangifte te doen, en 2) is het toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen?
Wettelijke grondslag
Met betrekking tot de eerste vraag oordeelt de Hoge Raad dat de regeling die het gebruik van eHerkenning bij het doen van aangiften loonheffingen in feite verplicht stelt, een op de Algemene wet inzake rijksbelastingen gegronde regeling is waarin is bepaald op welke wijze het elektronisch berichtenverkeer met de Belastingdienst plaatsvindt. Daarmee is sprake van een wettelijke grondslag voor de verplichting om voor het doen van dergelijke aangiften gebruik te maken van eHerkenning.
Kosten
Met betrekking tot de tweede vraag is de Hoge Raad van oordeel dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat bij of krachtens een wettelijke regeling aan belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen verplichtingen worden opgelegd waaraan voor hen kosten zijn verbonden. Deze kosten mogen echter niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de desbetreffende regeling te dienen doelen. De rechter kan dus toetsen of de wetgever bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot deze regeling heeft kunnen komen.
De verplichting om met eHerkenning aangifte te doen is ingevoerd in verband met het feit dat aangiften loonheffingen persoonsgegevens bevatten, waaronder burgerservicenummers van werknemers voor wie de werkgever loonheffingen afdraagt. Omdat dergelijke persoonsgegevens privacygevoelig zijn, vond de Staatssecretaris van Financiën het nodig om in bepaalde situaties een bepaald, hoog elektronisch beveiligingsniveau voor te schrijven. Daarbij heeft hij willen voldoen aan de eis uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) dat informatiesystemen die persoonsgegevens bevatten en verwerken, op een passend niveau moeten zijn beveiligd. Voor aangiften loonheffingen heeft de Staatssecretaris daarbij een beveiligingsniveau voorgeschreven waaraan alleen eHerkenning voldoet.
De Hoge Raad oordeelt dat de kosten voor de aanschaf van eHerkenning voor organisaties die een loonadministratie moeten voeren niet van een zodanige omvang zijn dat zij onevenredig zijn in verhouding tot de gerechtvaardigde doelen die de Staatssecretaris met de regeling heeft nagestreefd. De Staatssecretaris heeft ook verder in redelijkheid tot de hiervoor bedoelde keuzes kunnen komen. Het is daarom toelaatbaar dat aangifteplichtigen kosten moeten maken om te voldoen aan de verplichting om met eHerkenning aangifte te doen.
Geef een reactie